brengsel van metrologische speculatie uit Apianus' tijd. C. Peucer geeft ons in zijn werkje „De Dimensione terrae" de oplossing van het raadsel. Op pag. 42 luidt het: Miliare uetus a mille passibus denominatum, octo stadia, seu mille passus, seu 4800 pedes Graecos, seu 5000 Romanos pedes complectitur, congruit cum miliare Italico. Graeci (AiXtcv nominarunt latinos imitati. De metrologie lag in de 16de eeuw en nog zeer lang daarna nog in haar windselen. Men hield den Griekschen (Attischen) voet voor een anderen dan den Romeinschen en meende, dat hij identiek was met den kleinen Ptolemaeïschen, welke 1V24 Romeinschen voet mat. Het is Dorpfeld's groote verdienste geweest, te hebben aangetoond, dat de Attische voet dezelfde lengte bezat als de Romeinsche. De 500 stadiën, welke men in de Latijnsche Ptolemaeusvertalingen vermeld vond, werden voor stadiën gehouden van 600 Romeinsche voeten; bijgevolg moest de Grieksch-schrijvende Ptolemaeus, die, zoo dacht men, stadiën bedoelde van 600 Grieksche voeten a 1V24 Romeinsche voet, niet 500, maar slechts 480 stadiën voor de lengte van één graad hebben aangegeven. C. Peucer schrijft dan ook verder: Miliare nostrum comune 32 stadijs, seu quatuor miliaribus ueterum, uel 4000 passibus aestimatur. Hij kent echter ook de groote Duitsche mijl, want hij laat er op volgen: Miliare magnü 40 stadijs, seu 5 miliaribus antiquis, seu 5000 passibus definitur.

De besproken Duitsche mijlen verhouden zich als 3:4: 5, een verhouding, welke wij aantreffen op verschillende kaarten in de atlassen van Ortelius en de Jode, van Mercator-Hondius en Blaeu. Ze worden gewoonlijk onderscheiden als milliaria parva, communia of mediocria en magna. De communia worden als gewone Duitsche mijlen beschouwd, waarvan er 15 op een aardgraad gaan (van de parva dus 20 en van de magna 12), zoodat men daarbij uitgaat van de veronderstelling, dat 1 graad van de linie 60 Italiaansche mijlen (dus 88,8 km) lang is.

In verschillende deelen van Duitschland waren mijlen van andere lengte in gebruik. „So aber dye meyl in landen nit gleych seyn, nymt man gewohnlich solcher meyl hye verzeychent (dit is de groote Duitsche mijl van 10000 schreden) sex fur funf in laden Swaben, Hessen, Westfaln, Saxen, marck, pomern behem. Vnd in Sweycz zwo fur eyne", zegt E t z 1 a u b op zijn kaart van Midden-Europa van ca.

I492-

Wij zullen ons in deze meer lokale mijlen met verdiepen, maar ons beperken tot die, welke in de Nederlanden in zwang waren.

Simon Stevin 1) spreekt in zijn Wisconstige Gedachtenissen

(3e Bouck, pag. 78) van „mijlen elcke van een uijr gaans , die

men in Hollant elcke rekent op 1500 Rijnlantsche roeden".

12. 1 mijl van één uur gaans = 1500 Rijnlandsche roeden (5,6505 km).

Een uur gaans is bij Stevin dus Duitsche mijl (groote, van 2000

1) Simon Stevin. Wisconstighe Gedachtenissen. 3e Bouck des Eertcloot-

schrifts (van de Eertclootsche Damphoogde), pag. 78. (1606).