Rijnlandsche roeden). Wat de grootte van een aardgraad betreft, sluit Stevin zich aan bij de „velen", door wie „yder trap des Eertcloots ghenomen wordt op 18 mijlen". 15 Duitsche mijlen van 2000 Rijnlandsche roeden vindt Stevin dus een te groote waarde, hij houdt het met hen, die aan iederen graad een lengte geven van 27000 in plaats van 30 000 Rijnlandsche roeden, zoodat hij de waarde i° = 101,704 km aanneemt.

De uurmijl is .een oude afstandsmaat, bij Egyptenaren itr (Grieksch schoinos) genoemd, bij de Perzen, parasang, bij de Babyloniërs de Kaspu (de dubbele uurmijl). Natuurlijk was zij niet overal en steeds van dezelfde lengte. In Vlaanderen en Henegouwen was zij als Vlaamsche en Henegouwsche mijl de mijl, zooals bij beschouwing van de mijlschalen der verschillende kaarten van die landen blijkt. In het „Tresoir van de maten"1) van 1590 wordt de Vlaamsche mijl gesteld op 1400 Brugsche roeden a 14 voet. Volgens de afbeelding is Brugsche landvoet 140 mm en 1 voet dus 280 mm. De Vlaamsche mijl meet dus 5,488 km. „Men can qualijck dese vlaemsche mylen gaen in een ure" (pag. 126). Sommighe (heet het verder op pag. 128) in vlaenderen rekenê 1000 roeden voor een myle. Dan die hebben de roede lanc 20 voeten, compt seer de myle op ghelijcke langde. Inderdaad, bij gelijke voetgrootte, wordt dan de mijl van 5,6 km lengte.

De lengte van een uurmijl wordt overigens zeer verschillend opgegeven : J. B. Veeris2), in zijn concept van de droogmaking van de Haarlemmer, de Leidsche en andere merken, rekent 1 uur gaans = 1600 Rijnlandsche roeden (6,0272 km). Schotanus stelt hem op zijne gemeentekaarten van Friesland op 1200 koningsroeden (4,695 km) enz. Ook zijn verhouding tot de Duitsche mijl is lang niet altijd dezelfde. Dat hij, bij de onzekerheid omtrent de lengte van den aardgraad, ook met betrekking tot dezen in verschillende verhoudingen wordt aangetroffen, zal voor ieder duidelijk zijn. Ik beperk mij tot één der kaarten in Barlaeus' Brazilië3) van 1644 (kaart 2: Praefectura Paranambucae pars Meridionalis) waar men leest: Milliaria horaria quorum novemdecim uni gradui latitud. respondent, om aan te wijzen, dat hier blijkbaar reeds met Snellius' aardmeting rekening is gehouden.

De vroeger besproken rasta van 3000 Romeinsche passus was naar het mij voorkomt oorspronkelijk uurmijl. Zooals wij zagen, ontmoeten wij deze in Zeeland als kleine Zeeuwsche mijl en op Sanson's Rijnkaart van 1672 heeft 1 uur gaans de lengte van 3000 geometrische passen. Ook de kleine Geldersche mijl is volgens Christiaen Schrot's kaart van Gelriae, Cliuiae4) (in Ortelius' atlas)

1) Tresoir van de maten. Ghedruct by Herman Jansz. Muller 1590.

2) Jacob Bartelsz. Veeris. Gedrukt Concept tot bedijking van de Haarlemmer, Leidsche e.a. meeren daarbij gelegen. Catal. Hingman no. 2609.

3) Caspar Barlaeus. Rerum per Octo-ennium in Brasilia... Amsterdam, J. Blaeu. 1647.

4) Gelriae, Cliviae, finitimorvmque locorvm verissima descriptio Christiano Schrot Auctore. Reeds in de eerste uitgave van Ortelius' Treatrum Orbis Terrarvm van 20 Mei 1570.