liggende eilanden. Het is merkwaardig, dat de Zwitsersche geoloog R. Staub, in zijn in 1928 verschenen boek „Der Bewegungsmechanismus der Erde", het bestaan dezer virgatie reeds langs theoretischen weg onderstelde. Op de overeenstemming tusschen Staub's theorie en de waarnemingen van Ellsworth werd het eerst gewezen in een overzicht van de vlucht van laatstgenoemde, voorkomende in de Geographical Review, Vol. XXVI, 1936, p. 331. Toekomstig onderzoek zal moeten uitmaken welke betrekking bestaat tusschen deze virgatie en de reeds meer genoemde slenk.

Het Hollick-Kenyon ijsplateau daalt naar de Rosszee toe, aanvankelijk langzaam en vervolgens sneller, en gaat nabij den meridiaan van 150° W. geleidelijk over in het door Byrd ontdekte en gedoopte Rockefellerplateau.

Als slot van het overzicht der ontdekkingen in dit gedeelte van Antarctika, zij nog vermeld, dat Hearstland (Wilkins 1928) zich uitstrekt tusschen de meridianen van 6o° en 8o° W.; van daar tot 120° W. is James W. Ellsworthland (Ellsworth 1935) gedoopt; verder heet het land tot 150° W. Marie Byrdland (Byrd 1929) en ten slotte Koning Edward VlI-land (Scott 1902) en Scottland (Byrd 1929) tot de oostkust der Rosszee.

Vóór het beschouwde nieuwe tijdperk van onderzoek in den Antarctis was niets bekend van de oostelijke begrenzing der Rosszee. Het lage Koning Edward VlI-land kon even goed een eiland zijn, als het noordelijke uiteinde eener min of meer meridionaal verloopende kust; in beide gevallen bleef een, zelfs een zeer breede zeeverbinding met de Weddell- of de Belgica-zee mogelijk.

Byrd en Ellsworth hebben ontdekt, dat Koning Edward VIT-land de NW.-lijke pijler is van de groote landmassa van West-Antarctika. De diep inloopende Arthur Sulzbergerbaai scheidt het van Marie Byrdland, dat meer dan twee breedtegraden verder naar het Noorden uitspringt.

Marie Byrdland draagt het Edsel Fordgebergte, dat een wijden, naar het Zuiden open boog vormt, waarvan de oostelijkste top, welke slechts van verre is gezien, gelegen is op ongeveer 77^° Zb. en 130° Wl. en Mabelle Sidley-berg is gedoopt. De gebergten zijn hier veelal niet hooger dan 1000 m; 't hoogste zijn de, vóór de Edsel Fordketen liggende Saundersbergen, met ongeveer 1350 m. Een zelfde hoogte bereikt het landijsplateau ongeveer 200 km zuidelijker.

De westelijkste begrenzing dezer landmassa, dat is dus de oostkust der Rosszee, volgt in algemeenen zin den meridiaan van 150° Wl., maar Koning Edward VI I-land springt ver naar het Westen uit (zijn uiteinde, Kaap Colbeck reikt tot ongeveer 158° West) en in twee baaien, waarvan de grootste ligt tusschen 8o° en 810 Zb. en de kleinste tusschen 85 en 86 Zb., wijkt de kustlijn tot 1450 Wl. terug. De laatste baai, die de meest naar binnen gelegen inbochting der Rosszee vormt (in den ZO-hoek), werd tijdens de eerste expeditie van Byrd ontdekt; de eerstgenoemde baai op de tweede en beide werden aanvankelijk voor den ingang van een zeestraat naar de Weddellzee