<le hulpwetenschappen voor deze beide takken van geografisch onderzoek geformuleerd. De dynamische factor in het geografisch verschijnsel komt tot uiting in de invoering, en uitvoerige behan-deling van begrippen als bv. „gang van ontwikkeling", „aanpassing", „grensverschuiving", „gebied van kruising". Al deze gedachten worden door den schrijver met voorbeelden aangegeven, meestal uit zijn eigen studiegebied, het veen- en klimaatonderzoek van het Baltische gebied gekozen. Toch dienen hem ter kenschetsing vooral der anthropogeografische complexen voorbeelden als de delta's der rivieren in binnen-Aziatische woestijnen en in het Julische cultuurgebied, beide in hun natuurlijke gesteldheid, die zoo grooten invloed uitoefende op het komen en gaan der volkeren. De uitvoerige inhoudsopgave vat nog eens alles samen, laat zeer duidelijk alle facetten zien van deze vorming van een logisch geheel uit de Veelheid van verschijnselen en daarom ook van methoden. En de scherpe tegenstelling, in het laatste hoofdstuk van „complex" en „type", brengt ons in herinnering, dat wij, geografen, twee methoden toepassen, de analyse en de vergelijking. Inderdaad is het boek zeer geschikt om de belangstelling in de wijsgeerige beschouwing van ons vak op te wekken. Oestreich

Richting en sterkte der getijden in de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Stroomen, Rijksuitgeverij, 's-Gravenhage, 1937. Prijs jo.40.

Als bijlage van den Wegwijzer voor de Binnenscheepvaart verscheen dit boekje, dat in een twaalftal kaartjes op de schaal van 1:400000 voor elk uur — ten opzichte van hoogwater te Willemstad — de richting en de sterkte in kilometers per uur der getijstroomen aangeeft in de geulen van ons net van benedenrivieren. De schaal is wel klein, maar het boekje heeft daardoor een handig formaat verkregen voor dagelijksch gebruik en kon voor een geringen prijs verkrijgbaar worden gesteld. In het algemeen is het gegeven overzicht van den stroomingstoestand in dit tijgebied voldoende duidelijk, hier en daar slechts laat de duidelijkheid van de pijltjes, die de stroomrichting aangeven iets te wenschen over. Bij een eventueelen herdruk ware hierop te letten. De vermelde gegevens zijn gegrond op een groot aantal stroommetingen, die door den Rijkswaterstaat in de laatste jaren werden verricht en die strekken om van dit voor de binnenscheepvaart zoo belangrijke gebied meer kennis te vergaren. F. L. S.

A. H. Ruibtng. Ethnologische Studie betreffende de Indonesische slavernij als maatschappelijk verschijnsel. 120 pg. W. J. Thieme en Co. Zutfen, 1937. Prijs ƒ 2.50.

De schrijver geeft in deze dissertatie een overzicht van den aard der slavernij, zooals deze eertijds in den Archipel heeft bestaan. Het is uiteraard bekend, dat deze slavernij in hoofdzaak haar ontstaan te danken heeft gehad aan de gewoonte om overwonnen vreemde volksgroepen geheel of ten deele tot slaven, en om schuldenaren, die hun