in Oost-Indië — in West-Indië even buiten de groote en kleine Antillen en daaraan evenwijdig is gevonden en die vermoedelijk van Trinidad, waar zij nog geconstateerd is, naar het Westen loopt. Van twee dezer in de nabijheid van Curacao uitgevoerde waarnemingen is het resultaat reeds berekend en daaruit blijkt de genoemde strook inderdaad op korten afstand, ongeveer negentig km, benoorden Trinidad om te buigen. Evenals in Oost-Indië mag men in deze strook vermoedelijk de plaats van de jongste tektonische samenschuiving van de aardkorst in West-Indië zien.

Ook hebben de metingen plaatsgehad, waarvan prof. Vening Meinesz in de vorige lezing reeds het voornemen te kennen gaf, namelijk ter beproeving van een toestel om de scheepsbeweging tijdens het varen onder water te bepalen. Deze beproeving heeft goede resultaten opgeleverd, niet alleen zijn gegevens verkregen over die bewegingen, maar tevens ter verbetering van het toestel.

De bedoeling van dit onderzoek was in de eerste plaats de grootte van de storingstermen van de tweede orde in de zwaartekrachtsbepalingen ter zee te verkrijgen, welke van de scheepsbewegingen afhankelijk zijn. Dit doel is vrijwel bereikt, zoodat het nu mogelijk is om niet alleen in de toekomst de zwaartekrachtsresultaten voor deze storingen te verbeteren, maar ook, als de verkregen gegevens door de verdere onderzoekingen bevestigd worden, om de vroeger verkregen zwaartekrachtsresultaten daarvoor te corrigeeren. Behalve dit, werden echter ook gegevens over de golfbeweging in de oceanen verkregen, die voor de oceanografie van beteekenis zijn; het is de eerste maal dat gegevens betreffende de beweging van diepere waterlagen zijn bepaald. Prof. Vening Meinesz deelde enkele resultaten dienaangaande mede, welke niet verwacht werden. Ten slotte gaf spreker nog eenige aanvullingen op zijn algemeen beeld van het verloop der zwaartekracht in den noordelijken Atlantischen oceaan, dat geschetst is op blz. 146 van de bovengenoemde Januari-aflevering van dit tijdschrift.

Voorts werden te Amsterdam de navolgende voordrachten gehouden voor leden en genoodigden.

Den 25sten Februari door prof. dr. H. A. Brouwer over „de geologische expeditie der universiteit van Amsterdam naar de kleine Soenda-eilanden beoosten Flores in 1937" met film, gedeeltelijk in kleuren. Spreker ving aan de aanleiding tot deze expeditie mede te deelen en waarom daarvoor het aangegeven gebied is uitgekozen. Dit is voor de geologie zeer belangrijk, aangezien het verscheiden objecten bevat, waarvan bestudeering de oplossing van algemeene problemen kan bevorderen. De jonge ketengebergten, welke in Nederlandsch Indië voorkomen, zijn van het alpiene type en vertoonen sterke plooiing, samenpersing en overschuiving. In het algemeen bemerkt men van de krachten, waaraan de aardkorst is blootgesteld, meestal slechts de uitwerking der vertikale componenten. Toch is de kracht, vooral in de alpiene ketengebergten, meestal nooit zuiver vertikaal of horizontaal gericht. De horizontale componenten zijn van groot belang, daar deze