Mr. J. D. Tresling. Rondom de Binnenmaas. Prijs ƒ 2.50.

Het is in de meeste opzichten een aangename taak de bespreking- ter

and te nemen van dit, onlangs door de firma Stemerding en Co. te Rotterdam op smaakvolle wijze uitgegeven en door goede reproducties van oude kaarten opgeluisterde werk.

Het behandelt in hoofdzaak de geschiedenis van het deel van den Hoeksche waard, namelijk van de polders het Oude Land van Stryen het Land van Essche, Uiterdijk en Nieuw Stryen, Moerkerken en bt. Anthonypolder en veel wat daarmede samenhangt. De eerste hoofdstukken vormen een meer algemeene causerie, betreffende de oudste geschiedenis van de betrokken streek; de volgende behandelen het ontstaan der polders, benevens het meest merkwaardige uit hun geschiedenis.

Ik gebruikte hierboven opzettelijk het woord causerie, niet om daarmede iets onwetenschappelijks aan te duiden, maar om aan te geven dat er een groot verschil in waarde is tusschen de drie aanvangshoofdstukken en het verdere boek. Vooral het eerste hoofdstuk geeft een subjectieve en niet door bewijzen geadstrueerde of door polemiek ge undeerde schets. Natuurlijk is dit het goed recht van den schrijver. Ook is de schets geschreven door een bekwame pen en door iemand, die locaal bekend is als geen ander. Ze heeft dan ook stellig waardei maar de gebruiker van het; boek dient toch vooral het subjectieve karakter van de aanvangshoofdstukken goed in het oog te houden. Ter illustratie een enkel voorbeeld, dat gemakkelijk met andere ware te vermeerderen.

Schrijver plaatste in zijn in 1924 verschenen werkje „Een en ander uit de geschiedenis van de gronden en den polder Oud-Beyerland e.a." het dorp en den tol Stryemonde naar het voorbeeld van Ramaer bij den Vuurbaakschendijk, dus bijna één km westelijker dan hij thans doet. Dit werd door ondergeteekende in een artikel „Uit de wordingsgeschiedenis van de Zuid-Hollandsche eilanden" (Haagsch Maandblad 1934, blz. 650 e.v.) bestreden, terwijl geopperd werd het dorp in de Striene ten oosten van de Oud-Beyerlandsche kreek te zoeken. Schrijver heeft thans op blz. 7 van zijn nieuwe werk zonder nadere toelichting zijn oudere opinie verlaten, evenwel zonder de mijne te accepteeren. Hij schrijft nu „het lag ten westen van de Oud-Beyerlandsche kreek . Dergelijk „sans paroles" verlaten van eigen ouder standpunt en zelfs niet reppen van anderer met redenen omkleede opvattingen, geeft het werk van mr. Tresling een zoo subjectief karakter en dat is gezien zijn groote kennis van zaken toch wel jammer.

Eenigszins vluchtig is ook de wijze, waarop de schrijver met zijn litteraire bronnen omspringt. Zoo geeft hij wel een paar maal aan, dat hij het op een bepaald punt niet met het boven aangehaalde artikel, waar hij trouwens ook wel eens naar verwijst, eens is, maar over de bij dit artikel van zeer beperkte strekking behoorende kaart van de geheele Zuidhollandsche eilanden, welke de opvattingen omtrent de aardrijkskunde van die eilanden in vele opzichten radicaal heeft ver-