het laatst van September 1937 (afl. 1, blz. 356 en afl. 2, blz. 428). De Kebarvlakte ligt ongeveer 25 km het binnenland in, uitgaande van een punt aan de kust op circa 75 km beoosten kaap Jamoersba. Ze is ongeveer 550—600 m hoog. De gebroeders Denniger hebben hier in 1935/36 met een aantal anderen gekoloniseerd, maar toen deze laatsten zijn weggetrokken, konden zij het alleen niet volhouden. Nu er echter in het midden der vlakte, in het dorpje Andjai, een bestuursvestiging zal komen, als de weg naar Moebrani aan de kust voltooid zal zijn, hebben zij het voornemen terug te komen. De heer Kuiper acht de vlakte bij uitstek geschikt om te koloniseeren. Het klimaat is er voortreffelijk; het is er niet zou koud en guur als bij de Anggi-meren, doch ook niet te warm. 's Morgens om ongeveer 11 uur steekt een frissche Oostenwind op, welke de middagwarmte tempert en die in den namiddag weer gaat liggen, waarna er meestal gedurende enkele uren een regenbui valt. Muskieten zijn er niet, wèl aga's, een soort hinderlijke kleine steekvliegjes, die echter geen koorts verwekken. Het middengebergte, hoewel niet zeer vruchtbaar schijnend en met alang alang begroeid, kan in sawah worden omgezet, zooals de Denniger's reeds gedeeltelijk hadden gedaan en waarvan zij verscheiden oogsten hebben gekregen, zooals er op Java voorkomen. De beboschte Noord- en Zuidstrooken lijken vruchtbaar te zijn.

d. Gouvernements landbouwonderneming. Aangezien de Indische regeering zich bewust is, dat op landbouwgebied in NieuwGuinea voor particulier initiatief nog veel elementen van onzekerheid bestaan, overweegt zij een proef-onderneming op te zetten, waarbij vooral aandacht zal worden gewijd aan de teelt van vezelgewassen, kapok, oliehoudende gewassen en katoen. Teneinde een onderzoek in te stellen naar een goede plaats van vestiging voor deze onderneming, heeft in het begin van dit jaar een commissie, bestaande uit den bodemkundige Wentholt en twee planters van het Gouvernement Caoutchoucbedrijf, een onderzoek op Nieuw-Guinea ingesteld. De keuze schijnt thans gevestigd te zijn op de Ransiki-vallei, ongeveer 75 km bezuiden Manokwari gelegen (zie afl. 6, blz. 342).

e. Ethnografische bijzonderheden over de bevolking rond de Anggi-meren. Afl. 7, blz. 370 bevat een verslag van den eersten luitenant V. J. E. M. van Arcken over bovenstaand onderwerp.

De inlijving van Oostenrijk bij Duitschland. —Na den i3den Maart 1938 zijn door deze inlijving de cijfers voor de oppervlakte en het aantal inwoners van het Duitsche Rijk als volgt geworden:

oppervl. in aantal inw. dichtheid per dag van telling

km2 km2

Vroegere

Duitsche Rijk 470714 66029448 140 16—6—'33

Vroegere

Oostenrijk 83 868 6 760 233 81 22—3—'34

Tegenwoordige

Duitsche Rijk 554582 72789681 131 —