der Zeevaert voor het eerst in 1608 verscheen. Het werk is eigenlijk vooral een zeemansgids, ter toelichting voorzien van kaarten tusschen den tekst; het werd herhaaldelijk herdrukt en in 1618 uitgebreid met een derde deel dat de Middellandsche Zee behandelt. Blaeu's Zeespiegel is een dergelijk werk, dat niet minder dan tien drukken beleefde en evenals het Licht der Zeevaert ook in het Fransch en Engelsch werd vertaald.

Intusschen bleef Blaeu de noodige aandacht besteden aan het uitgeven van aard- en hemelglobes. De beide bovengenoemde, die een diameter hebben van 34 cm, werden in 1602 gevolgd door een stel kleinere met een middellijn van 23 cm en uit enkele jaren later zijn er zelfs exemplaren bekend van slechts 13 cm en 10 cm diameter. Spoedig daarna rijpte echter bij Blaeu het plan een veel grootere globe uit te geven met het gevolg, dat in 1617 een aardglobe van niet minder dan 67 cm middellijn het licht zag. Het is niet waarschijnlijk, dat de daarbij behoorende groote hemelglobe ook reeds in dat jaar gereed kwam; de tot nu toe bekende exemplaren dragen althans alle het jaar 1622. Ook deze globes werden verschillende malen herdrukt en de laatst bekende editie uit het midden der 17de eeuw toont, evenals de groote wandwereldkaart van 1648, alle ontdekkingen onzer landgenooten in de eerste helft dier eeuw.

Het was in 1630, dat Blaeu, als bescheiden begin van den later zoo beroemd geworden wereldatlas, voor het eerst een Appendix op den atlas van Ortelius publiceerde. Reeds in 1631 verschenen daarvan twee nieuwe edities, uitgebreid met een groot aantal nieuwe kaarten en —- in tegenstelling met de eerste uitgave — thans ook voorzien van een tekst. In 1634 verscheen de eerste uitgave van den eigenlijken atlas, reeds een jaar later gevolgd door een nieuwe editie in twee deelen. Den verderen phenomenalen groei van dit werk, dat, voortdurend uitgebreid, later een wereldvermaardheid zou verkrijgen, mocht Willem Janszoon niet meer beleven. Hij overleed den 2isten October 1638 op 67-jarigen leeftijd, de voortzetting van zijn arbeid overlatend aan zijn zoon Joan.

Is er van Blaeu's werk veel voor ons land bewaard gebleven ? Helaas kan het antwoord op deze vraag niet bevestigend luiden. Wel zijn de atlassen in onze openbare bihliotheken behoorlijk vertegenwoordigd en slaagde het Scheepvaart Museum er in verschillende van zijn globes in den loop der jaren te verwerven, maar hoewel bijv. in Italië van de groote globes niet minder dan 16 paren uit de jaren 1622—164a zijn bekend, bezit ons land daarvan geen enkel exemplaar. En met verschillende andere werken is het niet beter gesteld. De groote wandwereldkaart van 1605 berust te New York; van de overige wandkaarten bezitten wij slechts enkele latere herdrukken en ook voor de handschriftkaarten, die de Blaeu's als kaartenmakers der Oost-Indische Compagnie in grooten getale hebben vervaardigd, moet men naar het buitenland. Vooral Parijs bezit daarvan een belangrijke verzameling. Het eigen land heeft ze echter, evenals zoovele andere stalen onzer i7de-eeuwsche cartografie, uit gebrek aan belangstelling voor altijd

verloren doen gaan. ... ,r „

W. VOORBEIJTEL CANNENBURG