Houdt men de beide kaarten aldus voor zich, dat het schrift normaal voor den beschouwer ligt, dan is bij A het Noorden, bij B iet Zuiden boven. Bij de laatste staan dan de bij de mijlenschaal geplaatste woorden: „Vier Duijtsche Mijlen" op hun kop.

Uit de reproductie ziet men dat een ringvormig atol is afgebeeld. Aan de zuidzijde is de ring niet gesloten. Hier moet men zich de aansluiting denken aan de hoofdmassa van het atol. Schipper Klink, die blijkbaar niet verder verkende, maskeerde dit door op deze plaats een mijlenschaal te teekenen.

Aan de westzijde ziet men tegen het rif een eiland liggen, dat den naam Matuarie draagt en waarbij staat: „alhier bevonden 4 gr. 15 min. N. Breete". De Admiraliteitskaart noemt het thans Matiwari en legt het op 40 12' Nb. Een breedtefout van 3' moet men voor dien tijd uitermate gering noemen. Zij pleit voor de groote nauwkeurigheid waarmede Klink zijn breedte-observatie verrichtte. Een octant had hij daartoe nog niet tot zijn beschikking. Immers, dit instrument werd in 1731 uitgevonden en er verliepen sindsdien zeker een twintigtal jaren alvorens de zeelieden aanvingen zich ervan te bedienen. Waar het observeeren van een hoogen zonnestand —- zooals het geval hier is geweest — met een Jacobstaf bezwaarlijk was, zal men moeten aannemen, dat schipper Klink zich van het zoogenaamde Engelsch- of Davis-kwadrant heeft bediend. Met dit instrument kon men wel groote hoogten schieten. I'outen van 10', 20 , 30' of meer waren geen uitzondering.

Beide kaarten geven op dit eiland een groep van huizen, twee alleenstaande, en vele boomen aan. Aan de oostzijde ligt tegen het rif een ander eiland, Ocula, eveneens met een groep huizen, twee alleenstaande, en met boomen bezet. Dit eiland heet Ukulahu in de moderne^ kaart. Het ligt volgens deze op 7 zeemijl afstand van Matiwari, gerekend van de middelpunten der eilandjes uit. Past men den overeenkomstigen afstand in de kaarten A en B af, gebruikmakende van de schaal der „Duijtsche Mijlen", dan vindt men een afstand van 0^/2 D.M. De 18de eeuwsche zeeman was gewoon met Duitsche mijlen te rekenen, waarvan er 15 op een graad gaan en die dus 4 zeemijlen lang zijn. Herleid, komt men tot een onderlingen afstand der eilandjes van 18 zeemijl, of wel 2Y2 rnaal den werkelijken afstand. Hier constateert men dus een aanzienlijke fout.

Een andere controle is nog mogelijk. Het middelpunt van Matiwari ligt volgens de moderne kaart 5^2' zuidelijker dan het noordelijkste punt van het rif. In de handschriftkaarten vindt men hiervoor 3 D.M. of 12 zeemijlen, dus andermaal ruim het tweevoudige.

Evenwel zal men deze fout niet Klink in de schoenen mogen sch' iven. Zijn breedtebepaling getuigt van groote nauwkeurigheid, alsmede zijn geheele opnemingsarbeid. Zeker, wanneer men de moeilijke omstandigheden in aanmerking neemt, waaronder de kaart tot stand kwam, zooals wij later zullen zien. De zeeman maakte niet dergelijke groote fouten in zijn afstandbepalingen. Bo-