Te 's-Gravenhage

Den 27sten October hield de heer C. H. de Goeje voor het Genootschap en de Koninklijke vereenigingen „Koloniaal Instituut" en „Oost en West" zijn voordracht „Bij de Ojana-indianen in Suriname" waarvan hier boven een verslag is gegeven.

Te Rotterdam

Den igden October hield de heer H. F. Tillema voor het Genootschap, het Algemeen Nederlandsch Verbond en de Koninklijke vereeniging „Oost en West" een voordracht met film over „Apo Kaian, het hart van Borneo". Voor het verslag zij verwezen naar dit tijdschrift, jaargang 1937, blz. 453.

Te Utrecht

sprak majoor Ch. Stevens, ingenieur-geoloog, leeraar aan de Koninklijke militaire school te Brussel, voor het Genootschap over „L'origine du reliëf de la Belgique".

Spreker kenschetste België als een laagland, dat zoowel uit hydrografisch als uit orografisch oogpunt verscheidene anomalieën vertoont. Zoo valt het op, dat de rivieren niet naar zee stroomen, maar in noordoostelijke richting verloopend, de zee vlieden. Beziet men hun loop met die hunner zijrivieren, dan wordt men getroffen door het asymmetrisch beeld, dat zij geven. Zoo zijn de takken,, welke van het Noorden in de Sambre-Maas vloeien, klein; de zuidelijke zijrivieren daarentegen overmatig lang. Twee hoofdgebieden kunnen worden onderscheiden: het lage bassin van de Schelde, en het bassin van de Maas met hoogere gedeelten in het Zuiden. Ook uit een orografisch oogpunt zijn anomalieën aan te wijzen.

Beschouwing van al deze anomalieën leidt tot conclusies, welke door twee eenvoudige grondstellingen worden beheerscht, namelijk: het ontstaan van een schiervlakte, ert gelijktijdige of latere tektonische vervormingen van den bodem. Deze vervormingen, welke het duidelijkst zijn waar te nemen in de lagere gedeelten, kunnen gedeeltelijk worden verklaard door thermische of chemische invloeden, gedeeltelijk als gevolgen van stroomend water. Van meer belang zijn de vervormingen ontstaan door rijzingen of dalingen van den bodem, welke door vertikale of horizontale krachten zijn veroorzaakt.

Vooral tusschen het midden en het westelijk gedeelte van België kan overeenkomst worden opgemerkt met de tektoniek van het hercynische tijdvak. Evenals er om heen, kan men in België variscische plooien aanwijzen, welke van het centrale massief in Frankrijk naar Duitschland loopen; daarnaast armoricaansche strekkingen, die van hetzelfde massief uit zeewaarts gaan. Tusschen de gebieden van deze beide ligt het bassin van de Haine. <

Vervolgens besprak majoor Stevens nog de Ardennen die, ouder dan de Alpen, een weer blootgelegde, in later tijd ingesneden, oude opper-