voorschr. Erifgenamen, opdat daerin geen foute begaan werde."

liet zingen der psalmen bij de gewone godsdienstoefeningen, in Art. 30 voorgeschreven, schijnt een zeer wezenlijk punt voor den testateur te hebben uitgemaakt. Zeer lang daarna is deze bepaling ook gehandhaafd en nog in de zeventiende eeuw is er eene notariële verklaring over afgelegd. De bovenstaande bepalingen zijn om hare veelvuldigheid eenigzins duister, hetgeen ook later tot groote ongelegenheid aanleiding gaf. Voor de stipte inachtneming nu van dit alles moesten de Executeuren van het testament zorg dragen, hetgeen, gevoegd bij het beheer der fideicommissaire gelden en goederen — daar ze op een tweede geslacht moesten overgaan — dit executeurschap zoo moeijelijk, en, bij het ontbreken van alle vergoeding voor de moeite, zoo weinig uitlokkend maakte, dat de eerste Executeuren, .Jacob Haesbaert en Jasper van Tongerloo, vrienden en de laatstgenoemde ook bloedverwant van Van Warendorp, beiden daartoe door zijne huisvrouw benoemd *), bij de Regering hun ontslag verzochten van dezen voor hen zoo lastigen post, echter zoo als door den uitslag blijkt, zonder goed gevolg.

Het bovenstaande behelst alles wat ik uit de papieren van

*) Een artikel in het testament van C. Kasselaars 1632 April 28 luidt: „Heeft voorts sy, testatrice tot voochden en Executeurs van desen haren uytersten wille geeommitteert en gestelt d'eersanie Jacob Haesbaert en Jasper van Tongerloo te samen, vriendelick versoeckende, dat de voorschr. Executeurs hiervoren gestelt, als oock nogli te stellen, desen last gelieven aen te nemen, uyt christelyeke gunste en genegenheyt tot haren naasten, gelyck sy, testatrice henluyden allen 't selve volcomenlyck toebetrout."