leend aan de geschiedenis van den tijd, die daarop volgde. In dit tijdperk toch maakte gewoonlijk de opvatting van eenig leerstuk het voorwerp uit der geschillen, die niet zelden met groote heftigheid gevoerd, en eerst na lange jaren van strijd en wederzijdsche verbittering beslecht werden *). Daar nu ook de berigten omtrent die twisten voor ons bewaard verre van volledig zijn, spreekt het wel van zelf, dat het behandelen van dit deel der geschiedenis met velerlei bezwaren gepaard gaat. Met die moeijelijkheden heb ik dan ook gedurig te kampen gehad, bij mijne navorschingen aangaande Hans de Ei es, die hoofdzakelijk in dit tweede tijdperk is opgetreden, als bemiddelaar van den strijd der verschillende partijen. Bij de verdere bewerking van mijn onderwerp, zal ik dikwijls stuiten op allerlei beletselen, en mij niet zelden moeten vergenoegen met een misschien, wanneer ik gaarne zekere resultaten van mijn onderzoek geleverd had. Om nu de Kies in zijne veelzijdige verdienste te doen kennen, zal ik eerst eene schets leveren van zijn leven, hem vervolgens beschouwen als voorganger der gemeente, en ten slotte hem teekenen in zijne verhouding tot de godsdiensttwisten zijner dagen.

*) Vgl. J. G. de Hoop Scheffer, de Doopsgezinde Broederschap enz., pag. 29 vlgg.