bereid om, voor zoover zijn vermogen hem daartoe in staat stelde, door geldelijken onderstand die schoone doeleinden te bevorderen; ja niet zelden deed hij daarbij meer dan zijne middelen toelieten. Yooral jegens nooddruftigen, weduwen en weezen betoonde hij zich liefderijk en edelmoedig. Niet alleen spoorde hij de arm verzorgers aan tot eene getrouwe en ijverige waarneming van hun ambt, maar ook deed hij zelf al wat hij kon, om den nood der behoeftigen te lenigen. Vooral was hij zeer zorgvuldig in het bezoeken en verplegen van kranken, en daar hij zich bijzonder toelegde op de studie der medicijnen [de Alchemie), was hij den lijder steeds dubbel welkom. Hij stoorde zich dan ook niet aan 't gemompel van hen, die oordeelden, dat hij aan de beoefening van die wetenschap te veel tijd ten koste legde. En dat hij zich hierbij voornamelijk ten doel stelde, anderen nuttig te zijn, blijkt daaruit, dat hij voor de genomene moeite geenerlei vergoeding eischte. Alleen in later jaren, toen, ten gevolge van zijne onbekrompene milddadigheid, zijn vermogen grootendeels was opgeteerd, nam hij soms eene kleine belooning aan voor de bewezene dienst, maar dan toch enkel van de rijken, nooit van de minvermogenden. Hij had zich intusschen in de geneeskunde eene groote ervarenheid verworven; //sijnen naem //was wijdt en breed daer door verinaert, niet alleen bij //de liefhebbers van de selve conste, die hem somtijts van // verre wegen quamen besoecken, maer oock by verschey// den andere in vreemde steden, die hem gebruyckte als // een oudt ervaren Doctor, en, door de baten die sy be//vonden in sijne Kecepten, sijnen naam hier en daer ver// breyden." Deze lofspraak, aan 't verhaal van zijn levens-