die na deze afkondiging zou gezongen worden, alleen door de Voorzanger, maar nog broeder nog zuster nog ijemant der Vergadering zyn stem, daar nevens liet hooren. Het algemeen kon wel groote onrust en scheuring voorzien, de verstandige zaagen wel dat het broederlijke regt uijt had, en de dienaaren zig 't regt van uijtsluijting aanmagtigden, uijt de gemeente wierpen, die 't haar goed dagt, dit had een zeer ver / uijtzigt: zommige wisten, niet of zij nog broederen, dan ontbroedert waaren; quaad konden zij beantwoorden de vrage van Jan van Westerhove den Diacon begeerde te weeten of hy zig in zyn dienst wel of qualijk gedragen had. in wat opzigt het ook mogt zijn? dat niet zynde, of hy nog diacon of broeder was, dan niet? Het antwoord was, wy laten UWE, en die alle, daar gy u zeiven gezet hebt! Zoo ik arm wierd zoudet UWE my als andere armen onderhouden? Zy zeyden neen! geen als die met ons avontmaal alleen te vreden zijn.

Dit warmen dezer twist, ging hevig, en vrij bitter in zyn werk, en duurde tot het jaar 1665. daer in ijeder ontmoeting zyn deerlijkheijt had. In dezen tussen-tijd, liet de Hoge Overheijt haar daaraan gelegen zijn, eerst burgermeesteren van de stad daar na de Heeren Staaten van den Lande, Haar Ed Mog: kommitteerden den Heere van Maasdam, om met de Haarlemse regering, de twist bij te leggen, zoo 't mogelijk was. Een zeer merkwaardig geval, heeft my Isaac van der Helst verhaalt, in de Commissie zijnde, van de bescheijdene zijde: De Heer van Maas-dam &c. in 't princen hof, met zyn mede-gezanten, vraagd aan van der Helst, of liet waar was, dat zyn partijen zeyde, dat zyn kant de minste Leeden had? Hy antwoordde

Blz. 13.