Blz. 16.

De scheijding nu haar volle beslag, ook de deeling der Hoffies en Weeshuijs bekomen, wierd nu tot het jaar 1672. met seer weijnig verandering in beijde vergaderings-plaatsen, gepredikt, daar in het klynste deel, allereerst plaats ontbrak.

Maar 1672. in de maand april, viel een veel betere zaak voor, die van zeer goed gevolg was; het gedeelte dezer Vlaamse gemeente, wierd met de Waterlandse in een gesmolten ; men kon het geen vereeniging noemen, maar een zamenkomst van twee liefhebbende broederschappen, om niet waardige oorzaaken gescheiden.

Die van de Vlaamse zijden, haddeli egter sterk gestaan op de meerderheijt van stemmen der broederschap in alle zaken: dat was de klip, waar op de voorige gemeente verzeijlt, was. Dit wierd hen dan toegestaan. Het tweede was dat geen Leeraar, of Lidmaat, aan eenig geloofs-formulier maar alleen aan de Heilige Schrift, zou verpligt, en verbonden blijven. Het derde dat het avontmaal by beurten, nu op de Vlaamse, dan op de Waterlandse / wyse zou gehouden worden; dit liep met gewenste vrugt af en de gemeente te vooren Waterlandse en Vlaamse genoemd. Wilde nu gaarne de naam van Verdraagsame doopsgezinde heeten. en nam van tijd tot tijd. toe, te meer om een twist, die Int jaar 1680 by de hardste partij ontstond, en zeer fel en hevig zynde tot een scheuring uijtberste. de eerste grond was perzoneel. Jan Evertsz. en Tomas Snep, ontbraken liefde. de Eerste was in een niew huwelijk, in zyn Oude dagen misleijd, door 't trouwen met eene vrouw met vry wat middelen, zoo men meende, maar in plaats, met veel schulden overladen, zoo dat Jan Evertsz. zyn middelen, of niet of immers nauwlijkx konden toereij-