Bij de bediening van den waterdoop trachtte hij zijnen leerlingen dit vooral duidelijk te maken, dat de uitwendige plegtigheid volstrekt geen waarde heeft, indien de inwendige mensch niet wedergeboren wordt uit den Heiligen Geest, en dat zij dus met vasten wil het goede deel moesten kiezen, // overmits dat den Geest Godts niet en comt in // een quaetwillige ziele, noch iu een Lichaem dat de son// den onderworpen is."

Aan deu jMachtmaalsdisch schilderde hij op roerende wijze het lijden van Christus, en waarschuwde hij zijne hoorders tegeu een onwaardig gebruik van de teekenen van 't verbroken ligchaam en 't vergoten bloed des Heeren Jezus Christus. Hij wekte hen voorts op tot vurige dankbaarheid jegens God, tot innige liefde jegens elkander en tot een hemelschgezinden wandel.

Zoo beijverde hij zich steeds om elke stof, die hij behandelde, voor de gemeente vruchtbaar te maken, om //de // herten te bewegen tot devotie en aendacht, de sondaren // te doen afstaen van haer sondige leven, ende liaer te be// keeren tot Godt, de Gierige te brengen tot mildheyt, de //wreede tot barmhertigheyt, de wellustige tot soberheydt, //de Hoveerdige tot nedrigheyt, eu also een ygelijck na //sijn staet en ghelegentheyt tot waere boete en omkeeringe //des herten." Daardoor heeft hij van den eenen kant zeker de stichtelijkheid van zijne preken bevorderd, maar van den anderen kant is hij daardoor ook nu en dan vervallen tot gekunstelde vergelijkingen en tot beelden, die eene sterke geneigdheid verraden tot allegorisering en tot spelingen van valsch vernuft. Dit merken wij b v. op in eene Iverspreek, waarin hij uit de geboorte van Christus