vermoeid was in zijne pogingen om de verscliillende afdeelingen der Doopsgezinden tot ééne gemeente te doen zamensmelten, maar toch ook van den anderen kant steeds zorgvuldig bleef waken voor de zuiverheid der leer. Hoe groot zijne liefde voor vrede en eensgezindheid ook was, hij wilde geen vereeniging, indien de hoofdwaarheden der godsdienstleer daaronder zouden lijden. Bij dit laatste deel van ons onderzoek zullen wij de handelingen der verschillende partijen, voor zoo ver die op ons onderwerp betrekking hebben, kortelijk schetsen, daarbij nagenoeg de tijdsorde volgende.

Dat hij reeds kort na zijne komst hier te lande bij de Waterlanders in aanzien was, blijkt ons uit eene Handelinge van 't jaar 1577. Volgens dit berigt had hij den 22stcn September van dat jaar te Alkmaar eene bijeenkomst met Jacob Jansz. Schedemaker, Simon Michielsz., Simon Jacobsz. en Aelbert Verspecht. Bij die gelegenheid handelden zij te zamen over de leerstukken des Christelijken geloofs, en beloofden zij elkander de gemeenten te zullen onderwijzen overeenkomstig met datgene, wat zij gezamenlijk als de onvervalschte leer der Heilige Schrift hadden erkend *).

Twee jaren later vinden wij de Ries en Jacob Jansz. te Embden wederom ijverig bezig om den onderlingen vrede der Doopsgezinde gemeenten te bevorderen. Zij mogten dan ook hunne pogingen met een schoonen uitslag bekroond zien. Met de vijf leerareu, die aan deze onderhandeling deel namen, werden zij het eens zoowel omtrent de leer-

*) Blaupot ten Cate, Gesch. der Doopsgez. in Holland, enz. I. p. 119.