eenen nieuwen Leeraar (zie § 5) en iutusschen in de dienst zooveel mogelijk worde voorzien.

2°. De zorg, dat ook de verdere, goede en stichtelijke inrigtingen in de Gemeente worden onderhouden, of ook nieuwe ingevoerd; en dat daarentegen wat der Gemeente tot ontstichting of schade strekt, zoo mogelijk worde uit den weg geruimd.

3°. De zorg voor de armen der Gemeente, het bestuur over de geldmiddelen en andere bezittingen der Gemeente.

In deze zaken handelt de Kerkeraad doorgaans, waar niet nadere bepalingen het anders voorschrijven, naar eigen inzigt en met betamelijk gezag, zonder tot het doen van verantwoording gehouden te zijn. In zaken van bijzonder gewigt of buitengewonen aard moet de Broederschap geraadpleegd worden en hare beslissing ingeroepen. Dit geschiedt altijd bij de verkiezing van Predikant of Diakenen; en zijdelings bij aanneming van nieuwe Leden, hetzij door Doop of Attestatie, doordien hunne namen vooraf worden bekend gemaakt en alzoo ter goedkeuring voorgesteld; voorts nog, wanneer de Kerkeraad oordeelen mogt, dat aan eenig Lid der Gemeente wegens ergerlijk wangedrag (na vergeefsche vermaningen) het lidmaatschap behoort "ontzegd te worden.

In geldelijke zaken kunnen ook alleen de Oud-Diakenen opgeroepen worden *)-

) In onze Gemeenten zijn doorgaans door de werkende en rustende Kerkeraadsleden al de vermogende familiën — die hierin met regt de meeste stem hebben — vertegenwoordigd. En onder de overige