Ten slotte een enkele bijzonderheid over een man, wiens tegenschrift legen Menuo een der hevigste is, die van katholieke zijde tegen hem gerigt werden: ik bedoel Mr. Marten Dunck van Kempen, pastoor te Wormer. Op zijn standplaats was het getal der voorstanders van den doop op belijdenis zoo groot, dat er voor het Hof van Holland, alleen in 1534 en 1535, 57 teregt stonden, waarvan 30 afvallig en daarom begenadigd werden en waarvan er 32 aan den togt naar Munster hadden deelgenomen. Terwijl wij nu als zeker mogen aannemen, dat er veel meerderen voor 't geregt zich wisten schuil te houden en de zoogenoemde afvalligen, zoodra het gevaar voorbij was, tot hunne vroegere overtuiging terugkeerden, is 't niet vreemd, dat Marten Dunck zich geroepen achtte eene Anabaptisticae haereseos confutatio *) te schrijven. Hij droeg dit werk op aan de stad Amsterdam en gaf het in 1549 te Antwerpen bij Joannes Gravius in 8°. uit. Hoe deze opdragt door de Amsterdamsche regering erkend werd is te zien uit de Rekening der stad van dat jaar f)> waarin de post voorkomt: •> Mr. Marten Dunck van Kempen, pas//toer van Wormer, gegeven die somme van XII gouden // keyzerscroenen hem by de burgemeesteren toegevonden §) u voer eene danckbaerheyt, uuyt zaicke dat hy een bouck, // gemaickt by hem tegens die erroeren van Heer Menno »Erisio **) anabaptist, by gescrifte uuytgegeven, welck

*) d. i. Wederlegging van de ketterij der Wederdoopers. De auteur noemt zich, naar de gewoonte van dien tijd, Martinus Duncanu:-. Hij was later pastoor te Delft, deken te 's Gravenhage en van 1572 tot 1578 pastoor te Amsterdam. Hij stierf tc Amersfoort in 1593, 84 jaar oud. Uit zijn levensbeschrijving, door J. van Hees, deelen van Heussen en van Rijn, III Dl. bl. 676 eenige bijzonderheden mede.

t) Vu. 49 en f° 50. §) Toegekend. **) Heer Menno uit Friesland

8*