de chloorgehalten ervan boven de grens van 300 mg/1 liggen. Ook het water bij de Parkhaven moet bij HW en voor standen te Lobit van 9.50 m thans hooger gehalte hebben dan 300 mg/1.

Een andere figuur (fig. 8) geeft nog een nieuw inzicht in de toeneming van het Cl-gehalte voor beide genoemde plaatsen; zij werd uit dezelfde gegevens afgeleid.

Te Rotterdam (Waterwerk) bezat het oppervlaktewater in de vier jaren 1922 t/m 1926 bij HW en lage standen van Lobit een gemiddeld Cl-gehalte van ongeveer 80 mg/1; in de vier jaren 1935 t/m 1939 was dit gemiddeld geworden 200 mg/1 (echter thans geen oppervlaktewater, doch het water op 6 m diepte). Te Vijfsluizen bevatte het oppervlaktewater in de vier jaren 1922 t/m 1926 bij HW en lage standen te Lobit een Cl-gehalte van ongeveer 160 mg/1; in de vier jaren 1935 t/m 1939 was dit zeer hoog geworden.

ยง 11. Toeneming van het zoutgehalte bij de brug van Spijkenisse

In 1908 werden bij deze brug regelmatig twee malen per week des ochtends om 10 a 10V2 uur (volgens Ramaer) oppervlaktemonsters geschept en op hun chloorgehalte onderzocht. De resultaten werden medegedeeld op blz. 131 e.v. van het meergenoemd verslag van de Commissie voor de Drinkwatervoorziening van Delft. In November en December kwamen drie monsters voor van abnormaal hoog chloorgehalte ; deze, die kennelijk door stormtijen waren veroorzaakt, werden niet medegerekend bij de bepaling van de grafiek welke onderaan in fig. 9 is afgebeeld. Deze grafiek berust dus op de 102 titraties van oppervlaktewater van de Oude Maas bij de brug van Spijkenisse. Er valt uit af te leiden dat in 1908 bij den gemiddelden stand te Lobit van 11.09 m + N.A.P. gemiddeld een chloorgehalte van 45 mg/1 aanwezig was. Verschillen in gehalte van het water bij LW of HW waren toen niet aanwezig. De bovengenoemde grafiek heeft dus betrekking op zuiver Rijnwater en moet ongeveer identiek zijn met die afgebeeld op fig. 1 en geldend voor Rotterdam 1908. Dit blijkt inderdaad vrijwel het geval te zijn.

De reeks metingen waarmede bovenstaande serie van 1908 vergeleken kan worden werd door den Rijkswaterstaat verricht van 6 Juli 1937 tot 12 December 1938. Eiken dag werden bij de brug van Spijkenisse bij HW- en LW-kentering monsters van het oppervlaktewater genomen, waarbij bleek dat die welke tijdens HW-kentering genomen waren nagenoeg steeds hoogere Cl-gehalten bezaten dan die welke tijdens LW-kentering geschept waren. De zee-invloed was in 1938 bij de brug van Spijkenisse dus wel degelijk merkbaar geworden. De grafiek aangevende de gemiddelden der HW- en LW-monsters werd eveneens in fig. 9 aangegeven op dezelfde schaal als die geldende voor 1908. Een vergelijking van beide grafieken leert dat niet alleen voor groote afvoeren van den Rijn het Cl-gehalte belangrijk is toegenomen (namelijk van gemiddeld 25 mg tot gemiddeld 70 mg), doch dat dit