lands door het brak zijn van het grondwater uitgesloten is. In het westen heeft men zich dus, vóór aansluiting aan een drinkwaterleiding tot stand was gekomen, met regenwater moeten behelpen.

In het dichtbevolkte westen heeft deze bevolkingsconcentratie geleid tot een sterke stijging van het waterverbruik, terwijl de moeilijkheden der watervoorziening omgekeerd steeds grooter worden. Het oppervlakte- en rivierwater wordt steeds meer besmet door afvalwater, terwijl bebouwing, land- en tuinbouw, industrialisatie en verkeer eischen aan het gebruik van den grond stellen, die vaak met de belangen der waterwinning in strijd zijn. Daarom is een nationale waterpolitiek urgent geworden. Deze moet beoogen de beschikbare bronnen voor de watervoorziening op te sporen, te beschermen en voor de toekomst rationeel te gebruiken. Dientengevolge is de wptervoorziening van een technisch en hydrologisch probleem tot een geografisch-hydrologisch probleem geworden.

ïn 1931 werd door den Minister van A., H. en N. aan de Centrale Commissie voor Drinkwatervoorziening opgedragen een onderzoek in te stellen naar de richting, waarin de oplossing van het vraagstuk der drinkwatervoorziening van het westen van ons land zal moeten worden geleid. De resultaten van dit onderzoek, welke door den spreker uitvoerig werden behandeld, zijn neergelegd in het in 1940 verschenen „Rapport van de Commissie Drinkwatervoorziening Westen des Lands". Op blz. 899 van dit Tijdschrift 1940, is over dit Rapport een uitvoerig referaat verschenen, waarheen hier verder verwezen zij, evenals naar het in dit Tijdschrift 1936 pag. 489—521 verschenen artikel van de hand van den spreker getiteld: „De drinkwatervoorziening van Nederland uit geografisch en hydrologisch oogpunt."

MEDEDEELING

SCHENKING VAN HET GENOOTSCHAP AAN HET ROTTERDAMSCH LEESKABINET

Op de vergadering van het Algemeen Bestuur van 14 December 1940 werd besloten aan het Rotterdamsch Leeskabinet verschillende jaargangen van het Tijdschrift te schenken, benevens een Atlas van Tropisch Nederland.

Het is nu evenwel gebleken dat het Genootschap geen overcomplete exemplaren meer bezit van de deelen XLIV (1927), XLV (1928), XLVII (193°) en LV (1938) van het Tijdschrift. Daarom moge hierbij een beroep worden gedaan op de medewerking van de leden van het Genootschap om de hiaten die daardoor in de schenking zouden ontstaan, aan te vullen.

Den leden die eventueel een of meer van bovengenoemde deelen voor het goede doel zouden kunnen afstaan, wordt verzocht, daarvan kennis te willen geven aan het Secretariaat van het Genootschap, Koloniaal Instituut, Linnaeusstraat 2A, Amsterdam (O), met vermelding der betrokken deelen.