beteekenis, toont door zijn plattegrond aan dat het voorheen tot de grooten in den lande behoorde, in een tijd toen het latere 's-Hertogenbosch nog in een embryonalen toestand verkeerde. Ook aangaande de demografische beteekenis en functie der Nederlandsche steden tijdens de middeleeuwen kan dus de geograaf, op grond van zijn topologische studies, resultaten bereiken die eenigszins afwijken van de opvatting die op grond der zuiver archivalische onderzoekingen was gevormd.

Het zou een aantrekkelijke taak zijn den plattegrond van een of andere oude stad te ontleden volgens haar inhoud, dus naar de verdeeling der wereldlijke en kerkelijke instellingen, als zetel der gilden en ambachten, de ligging der marktpleinen enz.. Deze taak is nog nergens ondernomen. Voor de stad Haarlem heb ik in dit opzicht nog een andere poging gewaagd: op grond der kaartboeken van P. Wils heb ik op een modernen plattegrond met verschillende kleuren de verdeeling der bezittingen der stad Haarlem, der Commanderij van St. Jan, van het Elizabeths-Gasthuis, van het Leprooshuis en van het Weeshuis in de eerste helft der 17de eeuw aangegeven43), waaruit tevens een zeer eigenaardige „werkverdeeling" der genoemde instellingen met het oog op de ontginning van het omliggende polderland naar voren kwam.

De geografische methode kan ook nog in menig ander opzicht belangrijke ophelderingen verschaffen. Hier moet in de eerste plaats de inwendige administratieve indeeling der steden worden genoemd, een vraagstuk dat tot dusver slechts terloops en ook slechts in onderzoekingen van een zuiver plaatselijk karakter de aandacht heeft getrokken.

Van ouds waren de steden verdeeld in afzonderlijke kwartieren. Het woord „kwartier" toont al op zich zelf aan dat het viertal de norm was; in vele steden was dan ook sprake van „vierendeelen" (Utrecht, Leiden, Zutfen en later ook Rotterdam). Dat er in Amersfoort slechts drie, in Arnhem zelfs slechts twee „kwartieren" werden gevonden, was een contradictio in terminis en een bewijs dat de oorspronkelijke verdeeling in vier deelen achteraf — om welke redenen dan ook — is vereenvoudigd. Het aantal 4 is door de eeuwen heen langen tijd de norm gebleven, en bleef ook gehandhaafd toen de steden door een of anderen uitleg een min of meer aanzienlijke vergrooting ondergingen. Zelfs in een zoo laat opgekomen stad als Leeuwarden werden vier onderdeden gevonden, hier — evenals in Kampen — „espelen" d.i. eed-spelen genoemd als symbool der wereldlijke overheid, in tegenstelling met de parochiale verdeeling der kerspelen. In Groningen waren er vier „kluften", in Zwolle vier „straten", en in Middelburg, waar het kerkelijk element een overheerschende rol heeft gespeeld, vier parochiën (later slechts drie). De uitbreiding der steden maakte in later eeuwen een grooter aantal administratieve eenheden wensche-

43) De kaart is thans aanwezig op het Archief der Gemeente Haarlem.