katoenzaad op het terrein, dat hij reeds eenigen tijd te voren heeft schoon gebrand. Gedurende mijn reis zag ik op verscheidene plaatsen dergelijke branden (foto 12). Men vraagt zich af of het wel wenschelijk is den bodem, die gedurende zooveel maanden in de tropenzon heeft liggen bakken, nog eens extra door vuur te roosteren. Het eenige motief er voor zou wellicht kunnen zijn dat het, hoofdzakelijk door den wind aangevoerde, zaad van onkruid wordt vernietigd, waardoor voorkomen wordt dat een deel van het vocht door zulk onkruid wordt verbruikt.

Uit dit gebied verdient nog een eigenaardige cultuur vermelding, nl. die van de doornlooze „opuntia" (öpantia ficus-indica Mill.), „palma sem espinho" genaamd. Deze wordt voor veevoeder gebruikt en de groote waarde als zoodanig wordt gezocht in het sappige ervan en in het gehalte aan vitaminen.

In Nederland sch-Indië heeft men daarmee vroeger ook reeds proeven genomen, o.a. op het droge Madoera. Daar bleek echter het vee de waterige substantie niet te willen eten. Men deelde mij in Brazilië mede dat ook daar het vee de opuntia niet eet zoolang er nog iets anders te krijgen is, doch dat tenslotte het voedsel zoo schaarsch wordt dat het er wel toe overgaat. Ik heb dan ook inderdaad koeien bezig gezien in een aanplant de bladschijven te verorberen. Meestal schijnt men de opuntia buiten den aanplant en in stukken gesneden te voeren. Ook geeft men het vee in den drogen tijd een pasta, gemaakt van katoenzaad. De IFOCS entameert vrij groote aanplantingen van „palma sem espinho", ook op geïrrigeerd terrein. Foto 13 geeft een aanplant op droog terrein te zien.

In dit droogste gedeelte bevindt zich ook het irrigatiereservoir (agude) Soledade. Foto 2 geeft een overzicht van het geïrrigeerde gebied; de hoofdleiding is duidelijk te herkennen. De boomen in het midden zijn Citrus, papaja en mangga, terwijl rechts, als windbrekers, hoofdzakelijk Eucalyptus-soorten zijn aangeplant. Soms plant men als windbrekers ook Casuarina spec., Ficus benjamina L. en eenige andere boomsoorten.

Na Patos had ik het allerdroogste gebied achter den rug; verder wisselen catinga en kale vlakten elkaar af.

Tusschen Pombal en Souza, in het bovenstroomgebied van de Rio Assu, zag ik voor het eerst een tweetal interessante gewassen welke is later ook in Ceara veel in de dalen der groote rivieren aantrof, nl. de „Carnauba"-palm en de „Oiticica". De eerste levert als afzetting op de bladeren de bekende carnauba-was, terwijl uit de zaden van de laatste een drogende olie, de oiticica-olie, wordt gewonnen; beide producten zijn belangrijke exportartikelen.

De oiticica (Licania rigida Benth.) is vrijwel de eenige boom die in het droge gebied ook in den droogsten tijd zijn blad niet verliest; hij groeit evenals de carnauba-palm (Copernicia cerifera M.) vrijwel uitsluitend aan de rivieroevers. Foto 14 toont carnauba-palmen en oiticica langs een droog rivierbed aan den weg tusschen Pombal en Souza.