voering van bewijzen, bepaalde voor het domein minder aangename dingen gezegd. Blijkbaar is de objectieve beoordeeling — voor een werk als dit een eerste vereischte — hier geheel zoek.

In een slothoofdstuk bepleit de schrijver sociale verbeteringen, speciaal voor de arbeiders. Daar de studie werd afgesloten vóór de thans aanhangige plannen bekend werden (in een naschrift worden ze vermeld), wordt de gedachte naar voren gebracht ook zonder afsluiting van den Biesbosch tot dorpsvorming over te gaan. Blijkens een teekening stelt schrijver zich een komdorp voor ter plaatse van hoeve Willem II. Het zou hier te ver voeren de voor- en nadeelen van dit plan na te gaan. Slechts zij opgemerkt dat het wel de ergste uitwassen voor een deel der arbeiders zou kunnen opheffen, doch niet 'tot normale bewoning zou voeren. Daaronder is toch niet alleen de overplanting van een deel der arbeidersgezinnen van Nieuwendijk, Kille enz. naar een dorp in den Biesbosch te verstaan, doch de verspreiding over de bedrijven, met een dorp als kern. Daardoor alleen ontstaat een zeker medeleven van de gezinsleden met het bedrijf van den vader. Een matige binding aan het bedrijf kan slechts de bestaanszekerheid en de levensvreugde van het gezin vergrooten. De bewoningsvorm van den Wieringermeer is geen voorbeeld dat in den Biesbosch navolging verdient. F. Landmeter

Kleiweg de Zwaan, J. P., Anthropologische Bibliographie van den Indischen Archipel en van Nederlandsch West-Indië, Supplement by A. J. van Bork-Feltkamp. Mededeelingen van de Afd. Volkenkunde van het Koloniaal Instituut, Extra Serie n° 3. E. J. Brill, 1940. 130 blz., 4 pl. en 1 kaart.

Prof. Kleiweg de Zwaan maakte zich in 1923 verdienstelijk door een bibliografie als boven aangegeven het licht te doen zien. Deze verscheen als aflevering XXX in de serie Mededeelingen van het Bureau voor de Bestuurszaken der Buitengewesten, bewerkt door het toenmalige Encyclopaedisch Bureau. De huidige generatie van anthropologen zal kunnen getuigen van den onschatbaren dienst, welke de samensteller hun bewezen heeft met dit moeizame en tijdroovende werk, waarvan de waarde vooral ook ligt in de korte beschrijving van den inhoud der opgesomde studies. Zij zal het dan ook ongetwijfeld in hooge mate weten te waardeeren, dat een aanvulling is verschenen, ditmaal bewerkt door Mevr. Dr. A. J. van Bork-Feltkamp. Deze heeft zich op uitstekende wijze van haar arbeid gekweten; in de 130 4° blz. druks is een enorme hoeveelheid werk samengeperst. Aan de resumé's is groote zorg besteed; zij geven den inhoud der betreffende publicaties overzichtelijk weer. Een groote aanwinst is de opneming van de literatuur over Dubois' pithecanthropus, die, door Koenigswald aan de hand van nieuwe vondsten in tegenstelling met Dubois terecht of ten onrechte als „homo" beschouwd, niet meer in een anthropologische bibliografie mag ontbreken. Aardig is verder de verluchting met enkele foto's van Nederlandsche anthropologen, waaronder de zeer geslaagde van den oorspronkelijken schrijver, Kleiweg de Zwaan,