vestigingsvormen. Volgens een in Mei 1939 uitgevaardigde bepaling moeten alle „Einzelhöfe" zich bij gesloten dofpshuishoudingen voegen, hetgeen in vele gevallen gepaard zal gaan met het verdwijnen van deze boerderijen. Ongetwijfeld zal ook deze maatregel niet nalaten het vestigingsbeeld in de landbouwgebieden te beïnvloeden.

(Ontleend aan een artikel van B. Plaetschke in Zeitschrift f. Erdkunde, 1940, Heft 23/24)

Japan-Mandsjoekwo Jaarboek 1940. — Voor de zevende maal is in Tokio het Japan-Mandsjoekwo Jaarboek in de Engelsche taal verschenen. Het bevat in ruim 1200 bladzijden wederom een schat van gegevens betreffende beide landen. Niettegenstaande den oorlog in het Verre Oosten is men er in geslaagd het statistisch materiaal in vergelijking met voorafgaande jaren belangrijk uit te breiden, hoewel als gevolg van den krijg vele bronnen, waaruit voor het verzamelen der gegevens placht te worden geput, niet meer konden worden gebruikt.

Xiet minder dan 44 hoofdstukken zijn gewijd aan Japan zelf, terwijl de stof betreffende Mandsjoekwo dertig rubrieken beslaat.

(De Ingenieur van 29-11-1940)

Koper in Katanga (zie dit Tijdschrift, 1940, blz. 143). — Het koperertsgebied in Midden-Afrika beslaat in totaal een oppervlakte van ruim 36000 km2. Twee derden van deze oppervlakte liggen in de Belgische Kongo in de provincie Katanga, terwijl het overige deel zich uitstrekt in het aangrenzende Noord-Rhodesia.

De winning van kopererts in de Belgische Kongo dateert van 1906. In dat jaar werd de Union Minière du Haut Katanga opgericht, aan welke maatschappij uitgebreide concessies voor het verrichten van ontginningen werden verleend. De uitvoer van het door deze mijnbouwonderneming gewonnen product verkreeg echter pas na 1910, het jaar waarin de spoorlijn van Beira in Portugeesch-Afrika door Rhodesia verlengd werd tot Elisabethville in Katanga, eenige beteekenis. In 1911 kwam bovendien te Eubumbashi, even ten westen van Elisabethville, een smeltinrichting voor koperertsen tot stand, waardoor voortaan de export van een meer waardevol product, het ruwe koper, verzekerd was.

Op het oogenblik liggen de mijnen, die voor het meerendeel het karakter van dagbouwontginningen vertoonen, gegroepeerd om drie middelpunten en wel in het zuidoosten van Katanga rondom Elisabethville, bij Jadotville ongeveer 120 km ten noordwesten van Elisabethville aan den spoorweg naar Benguella, en in het westen van Katanga eveneens aan genoemden spoorweg bij Ruwe (voorbij het splitsingspunt Tshilongo).

De hier voorkomende ertsen hebben een kopergehalte van gemiddeld 6.5 %, sommige gaan echter tot 25 %, dit in tegenstelling tot de ertsen van Noord-Rhodesia, die een kopergehalte vertoonen van gemiddeld slechts 3.5 %, hetgeen ongeveer overeenkomt met het gehalte der koperertsen in de Vereenigde Staten.

K.N. A. G., LVIII. 17