allen in een geest van gelijkheid aan, omdat bij een dergelijke tafel geen onderscheid tusschen de zitplaatsen bestaat7).

Ongetwijfeld kan dit als een bewijs gelden voor de juistheid van onze verklaring. Vergelijk verder de uitdrukkingen: de boven- en de benedenloop eener rivier.

Naast de termen boven- en benedeneinde zijn ook de woorden +vnur-oi +veur ( = voor)-en +achterend bekend. Echter is gemeenlijk wat wij den voorgevel zouden noemen, bij het Twentsche huis de achtergevel en omgekeerd. Vroeger werden de boerderijen nl., voorzoover zij niet geheel geïsoleerd lagen, met het bedrijfsgedeelte (d.i. de achterzijde) naar den weg toe gebouwd, voor het gemakkelijk de deel oprijden van de oogstwagens.

Overeenkomstig de uitdrukkingen boven- en benedeneinde noemt men de groote dubbele deeldeuren in den achtergevel (dus aan den kant van den weg) de +neen- of niendeure. Deze vormden oorspronkelijk den eenigen toegang en zijn zoo hoog, dat een groot voer hooi of graan gemakkelijk naar binnen kan worden gereden (zie foto 1).

Gallée's woordenboek zegt: „Niendöre: in Twente heet de lage deur tegenover bansdöre (dus die aan de andere zijde van het huis) de niendöre". Deze opmerking is echter onjuist, in de eerste plaats omdat het woord bansdöre in Twente niet voorkomt en in de tweede plaats omdat niendöre en bansdöre synoniem zijn. De schrijver zal in de war zijn met de +boavmduur, de kleinere deur, die in later tijden aan het boveneinde van het huis werd aangebracht, en die toegang gaf tot het woongedeelte.

Een van de beide vleugels van de nienduur is dikwijls onderverdeeld (soms geldt dit ook wel voor beide) ; de bovenvleugel heet dan ook wel + boavmduur of Jt~boavmst'n nienduur, de ondervleugel + oonderduur of + oonderst'n nienduur.

Tn de omgeving van Tubbergen en Ootmarsum worden de niendeure wel +baanseldeure genoemd, in overeenstemming met Drente en West-Overijsel: ba(a)nderdeuren ; Westerwolde: bansterdeure; Vollenhove: banserdeuren; Achterhoek: bansdeure en ZuidoostFriesland: boasders en boasdoarrens).

De woordgedeelten bans, boas9) enz. hangen samen met het Oudgermaansche bansa, het Gotische bansts, het Middelnederlandsche

7) Verg. verder de Ronde Tafel-Conferentie die in 1931 door afgevaardigden van Engeland en Britsch-Indië te Londen werd gehouden betr. de te volgen politiek t.o.v. Britsch-Indië.

8) Zie: Molen, S. J. van der, „Over de benamingen van eenige onderdeelen van het Friesche boerenhuis" in dit Tijdschrift (Sept. 1939).

9) Deze Friesche woorden mogen voor niet-taalkundigen niet veel met de genoemde Saksische uitdrukkingen te maken hebben: dat boas en boes ongetwijfeld ten nauwste verwant zijn met bijv. bans, wordt ons duidelijker, wanneer wij weten dat in Friesche woorden (gelijk goes = gans) de N voor de S verdwijnt.

K. N. A. G., LVIII. ,9