„inga" (tweede naamval van ing) hier: toebehoorende aan, afkomstig van.

Daarnaast zijn er nog verschillende namen, waarvan het niet zeker is, of ze wel als „echte" ga-namen beschouwd kunnen worden. Minnertsga bijvoorbeeld komt wel is waar in 1473 a's Mynnertsgae en in 1399 als Mennerdisga voor, doch vroegere schrijfwijzen zijn: Meynardiskerka 1370, Menerdiskerka 1319, Menerdkerke 1270.

Ipekolsga komt in 1421 voor als Ypcolgae, doch in 1200 als Ipekeldekerke. Idsega schijnt eeuwen geleden Eddeswald geheeten te hebben, terwijl Oudega (Wymbr.) in 1399 als Oldenkerc vocrkomt. Voorts is er een overlevering, volgens welke Warga oorspronkelijk Rawier geheeten zou hebben (men zie hiervoor: Tegenw. Staat, dl. 14, II, blz. 315).

Over de vragen welke deze naamswijziging opwerpt, spreken wij straks. Eerst vragen de nummers 35 tot en met 42 onze aandacht. Van al deze plaatsnamen zijn vroegere schrijfwijzen bekend met den uitgang ga. Jelsum wordt in 1483 Hielsmagha geheeten, Huizum in 1481 Huusmaghae. Tzum komt op vele wijzen voor, zonder dat precies is na te gaan waarmede deze verschillen samenhangen: Zimminghum 1335, Tzomgum 1400, t Zumma 1419, Tzum 1505. De Tegenw. Staat (dl. 14, II, blz. 435) vermeldt, dat het dorp eertijds ook Tzumga werd genoemd.

Spannum komt in 1482 voor als Spanmaghae, Nes (Ut.) voorheen als Nescheragae; het in de 15de eeuw verwoeste dorp Bant (Lemsterland) werd ook Bantega geheeten (men zie o.a. de kaart van Lemsterland in den atlas van Schotanus, uitgave van 1718). Tenslotte vinden wij Miedum in 1415 als Medemma-gha en Grouw in 1511 als Grouwergae vermeld. Al deze namen hebben dus hun ouden uitgang verloren, dan wel dezen geruild tegen een anderen. In dit verband vestig ik er de aandacht op, dat dergelijke veranderingen wel vaker bij Friesche plaatsnamen zijn waar te nemen. Het tegenwoordige Rottum bij Heerenveen komt in 1315 als Rutna voor, om een voorbeeld te noemen.

Beschouwen wij de ligging der ga-namen, dan blijkt dat deze over een groot deel van Friesland voorkomen. Alleen de noordelijke helft van Oostergo kan geen ga-naam aanwijzen, terwijl de Westergosche klei slechts enkele telt. Daarentegen is het Zuiden van Friesland goed vertegenwoordigd; er is zelfs een reeks aan te wijzen welke aanvangt bij Bant en eindigt bij Appelsga. Zoowel op de klei, in het laagveengebied als op de zandgronden in het Oosten komen gaën voor, zoodat er geen bepaald verband tusschen den naam en de gesteldheid van den bodem kan zijn.

Ook een vergelijking tusschen de namen onderling levert zeer verschillende resultaten op. Ons bepalende bij de ga-namen welker oorspronkelijkheid vaststaat, merken wij allereerst samenstellingen met een eigennaam op: Abbe, Tine (mansnaam), Folie, Donia, SintNicolaas, Sint-Johannes, Span, Sonne, Wolf (ook kan aan den dier-