Een andere kwestie is, hoe Hielsmagha en Spanmagha tot Jelsum en Spannum (op het oog dus um-namen!) zijn geworden. Dat de uitgang ga kan wegvallen, hebben wij gezien bij Grouw en Miedum. Welnu, zooals Medemma-gae tot Medemma en later tot Medum kon worden, kan uit Hielsmagha via Hielsma en Hielsme of Hielsm' gemakkelijk Hielsum of Jelsum zijn ontstaan. Jelsum en Spannum zijn zoo beschouwd dus onechte um-namen en zij beteekenen niet Jellesheim of Spanheim, doch Jelsma(ga) en Spanma(ga).

Zooals reeds werd opgemerkt, komen de ga-namen zoowel op de klei, in het laagveengebied als op de zandgronden, de Wouden, voor. Die op het laagveen moeten het jongst zijn, daar dit gebied eerst bewoond is geworden toen de klei (met haar vijfhonderd terpen!) overbevolkt geraakte.

Een vergelijking met de geologische kaart van Friesland, volgens de nieuwste gegevens, leert, dat op oude zeeklei liggen Tzum, Spannum en Jelsum, welke nederzettingen blijkbaar zoo oud zijn, dat zij hun ga-naam verloren. Op de jonge zeeklei liggen Abbega, Parrega, Tinega, Nijega, Oudega (H.O.N.), Uitwellingerga, Warga, terwijl Eesterga op de grens van klei en laagveen, Miedum en Huizum op de grens van oude en jonge klei liggen. Nes ligt op oude of misschien nog juist op jonge zeeklei; dit is niet precies na te gaan.

Het laagveengebied telt slechts vier ga-dorpen, nl. Spanga, Ouwster—Nijega, Follega en Doniaga, welke beide laatste plaatsen op de grens van de jonge zeeklei schijnen te liggen. De overige gaën, 15 in getal, bevinden zich op de diluviale gronden in het Oosten en Zuidoosten van Friesland. Bij deze vergelijking zijn de ga-namen waaromtrent twijfel bestaat, buiten beschouwing gelaten.

Wij zien dus, dat het ga zijn grootste verspreiding heeft in de gebieden, waar men de oudste cultuursporen vindt. Wijst dit reeds op den hoogen ouderdom van dit nederzettingstype, er is nog een factor welke van belang genoemd moet worden en waarop de heer Hielkema heeft gewezen. Dit betreft het voorkomen van het ga in het centrum van Westergo, het oude kleigebied bewesten de Middelzee. Dat Westergo een oude kern bezit is uit verschillende studiën gebleken. Dit gebied werd nauwkeurig begrensd aangegeven in een onderzoek naar de aardrijkskundige verspreiding der terpen, door Hielkema gepubliceerd in het 11de en 12de jaarverslag der Vereeniging voor terpenonderzoek. Voorts bleek Mr. P. C. J. Boeles op archeologische gronden dat in dit gebied voornamelijk sporen van de oudste bewoning werden aangetroffen, terwijl Lorié er de oudste bedijkingen vond. Ook het onderzoek van Dr. O. Postma betreffende de Friesche kleihoeve heeft geleid tot de gevolgtrekking, dat deze kern, met Tzum als middelpunt, ook inzake het bodemgebruik inderdaad een kerngebied vormt. Tenslotte neemt de Friesche taalkenner J. J. Hof als vaststaand aan, dat Centraal Westergo ook taalkundig als Frieslands kern is te beschouwen.

Dat juist hier het ga met zijn verspreide bebouwing, zonder eigen-