Zoo verkreeg bij de Grieken en de Romeinen (het eerst bij Ammianus Marcelinus) Ceilon ook den naam van Serendib — en de bewoners dien van Serendrvi —, dat is het Indische Suvarnadvïpa, den naam van het Goudeiland = Sumatra, in nog engeren zin ZuidSumatra.

Dit Serendib werd weer verhaspeld tot Sielediba bij Cosmas Indicopleustes, Soen-li bij de Chineezen (in de Shih 'rh-yiu-king), Süvarndïb of Sirandïb en Sarandïb bij de Arabieren9), waarvan weer Silandïb en afgekort (door weglating van dïb = dvipa = eiland) Sïlan, Seylan of Seyalan en het Europeesche Zaylam, Ceilao, Ceylon, Ceilan en Ceilon afkomstig zijn.

Ceilon had bij zijn bewoners echter een eigen naam; deze was Simhala, beteekenende „verblijfplaats van leeuwen", waarmede volgens Lassen geen echte leeuwen werden bedoeld (die op Ceilon niet voorkomen), maar de dappere metgezellen van den eersten Boeddhistischen veroveraar Vijaya, die volgens de Mahavamga in 543 v. Chr. van het vasteland van Indië 10) naar Ceilon was overgestoken, de oorspronkelijke bewoners, de Yakhas (demonen) en Nagas (slangen) had onderworpen en bij Putlam, aan de zuidkust, de stad Tambapaniii had gesticht waarnaar het heele eiland werd genoemd 11).

Van dit Simhala heeft Huen-Thsang gemaakt Seng-kia-lo, welke naam ook bij de overige Chineesche pelgrims en reizigers in gebruik kwam. Bij Fah-hian heet het Che-tse-kwo = het rijk van den leeuw. In de tweede helft van de Ve eeuw noemen de Chineezen het Sseuko-t'iao = Sihadipa en Soen-li. I-tsing spreekt van Seng-ko-lo (Simhala), onder de Yuans was het Sing-kia-lo en onder de Mings Si-lan. Bij Chau Ju Kua vindt men behalve Si-lan ook Si-louen-tie, Chineesche transcriptie voor Sirandïb 12).

De naam Taprobane was bij de tijdgenooten van Alexander de Groote (327 v. Chr.) reeds bekend, volgens Lassen half Sanskrit = Tamraparnï en half Pali = Tambapanni. Kern zegt er van: „Het Iabadiou van Ptolemaeus is een half Sanskritsche, half Prakritsche vorm, zooals ook Taprobane dat in zuiver Sanskrit Tamraparnï heet, in volledig ontwikkeld Prakrit evenwel Tambabani; als het ware halfweg tusschen beide in staat de in Europa doorgedrongen vorm Taprobane."

De beteekenis van Tamraparnï is volgens de Mahavamqa „roode hand", als gevolg van het feit dat Vijaya en zijn metgezellen bij de ontscheping op het eiland zich vermoeid op den grond nederzetten en hunne handen door de aarde rood werden gekleurd 13).

9) Op de kaart van Edrisi (1154) in de Bibliothèque Nationale te Parijs bv. wordt Ceilon aangegeven met djezïra Sarandïb.

10) Volgens Burnouf van Godavari; Lassen meent echter van Larike of Guzerat.

11) Lassen acht van dit Simhala of Sihala, Sielediba en Salike, het Serendivi en Serendib der Grieken te zijn afgeleid, die het van de Perzen zouden hebben overgenomen die in hun oude taal de 1 misten en door de r vervingen.

12) Cf.: Pelliot, Paul, Deux Itinéraires.

13) Lassen, Indische Alterthumskunde. — Yule, Cathay and the way thither. — Tennent, Ceilon.