want de Salahit Zee is het zuidoostelijke deel van Straat Malaka (de Selat). Yaküt spreekt nog als zijn vermoeden uit dat het Rami (= Sumatra) is dat met den naam Ceilon wordt aangeduid, terwijl Ibn Sa'ïd verklaart dat al-Raman (= Ramnï = Sumatra) veelvuldig met Ceilon wordt verward.

Abö 1 Fazl zegt dat Sirandïb in de buurt van Fancjür is gelegen, dat is dus in Zuid-Sumatra.

De Kitab adjaib stelt Sahilan met Sirandïb gelijk; Ceilon is hierin dus doorgetrokken tot het goudeiland in Zuid-Sumatra, gelijk ook de opvatting der oude Grieken was.

Kharakï (1192) is de eenige der Arabieren die Tabrübana (= Taprobane) noemt, waarvan hij verklaart dat het in het verst verwijderde gedeelte van den Indischen oceaan, dicht bij China, was gelegen.

Hieruit valt op te maken dat de Arabieren, evenals de Grieken, de opvatting moeten gehad hebben dat Ceilon en Sumatra met elkaar waren verbonden en een langgerekt eiland vormden van de zuidpunt van Voor-Indië tot aan de Zuid-Sumatra baai, waar zich het zuidoostelijke uiteinde van dit eiland bevond.

Evenals volgens de Indiërs en de Grieken bevonden zich naar de opvatting der Arabieren hier de goudlanden, die zij naar de Indische benaming Suvarnadvïpa, Süvarndib en Sirandïb of Sarandïb noemden. Evenals de Grieken pasten zij den naam Ceilon = Siyalan, Sïlan en Tabrübana zoowel op het geheel als op het zuidelijke stuk, Sumatra, toe; maar daartegenover ook den naam van het zuidelijke Sövarndïb, Sirandïb of Sarandïb op het geheel of op Ceilon alléén.

Toch hadden zij er begrip van dat Rami, Raman, Ramnï (= Sumatra) een afzonderlijk eiland was en Sövarndïb op het zuidoostelijke uiteinde van dit Ramnï was gelegen.

Was bij de Chineezen in den oudst historischen tijd Seng-ko-lo, Che-tseu-kwo, Sseu-ko-t'iao (= Simhala) en Sihadipa (= het rijk van den leeuw) voor Ceilon in gebruik, in de middeleeuwen (sedert de Mings) wordt de naam Si-lan op het eiland toegepast. Onder de Songs verschijnt een Si-lan als vazalstaat van San-fo-ts'i. Tchau Ju Kua vermeldt dat Si-lan jaarlijks schatting aan San-fo-ts'i opbracht 27 ).

De Ling wai tai ta van Tchiu Kiu Fei zegt dat ten westen van Campa, Cambodja en Yun-nan zich een zee bevond, de zee van Si-lan genaamd en dat in deze zee het eiland Si-lan lag. Een andere paragraaf in zijn werk bepaalt de ligging van deze Si-lan Zee ten zuiden van Indië. Het is dezelfde zee die door de Arabieren de Salahit Zee wordt genoemd, in het zuidelijke gedeelte van den Indischen Oceaan welke het eiland Sirandïb bespoelde.

27) Chau Ju Kua, Chan fu chi; annoted by Hirth and Rockhill. In mijn opstel „De geomorfologische gesteldheid van Zuid-Sumatra enz." in de Maartaflevering van dit Tijdschrift stelde ik reeds de vraag of met dit Si-lan niet Goenoengsahilan, thans een binnenlandsch staatje maar eertijds dichter bij zee gelegen, kan zijn bedoeld.