reinen al of niet met een savannenbegroeiing. Ook Suriname behoort tot de eigenlijke ,,Hylea"-zone van Humboldt.

A. J. de Sampaio 2) heeft een overzicht gegeven, hoe verschillende schrijvers de begroeiing van het Amazone-gebied in typen hebben ingedeeld. Hijzelf oordeelt als de beste indeeling die in een vegetatie van het beneden- en van het boven-stroomgebied, dus beoosten en bewesten Manaos, en deze beide gebieden weer te verdeelen in één ten noorden en één ten zuiden van de rivier.

De vegetatie heeft zich geheel aangepast aan de boven reeds omschreven omstandigheden van klimaat en waterstand. Daarom kan zij worden onderscheiden in die van het „varzea"-gebied, ieder jaar geruimen tijd onder water komend, en het ,,terra-ferma"-gebied, dat nooit wordt overstroomd. Nog weer afwijkend hiervan is de vegetatie der „igapo's", terreinen welke voortdurend onder water staan. Deze nemen echter slechts een zeer klein deel van de oppervlakte in. Er is alleen verschil tusschen meren en igapo's, doordat de meren met riet en andere waterplanten zijn volgegroeid (o.a. zijn zij de natuurlijke groeiplaats van de Victoria regia Lindl.) terwijl men in de igapo's een begroeiing met hooge boomen aantreft; deze begroeiing is ontstaan voordat het terrein door plaatselijke natuurlijke afdammingen in de rivier onder water is gekomen. Foto 3 geeft de Victoria regia in een meertje en de randbebossching er van.

1. Bosch

In het varzea-gebied wordt de bodem door aanslibbing steeds hooger; hiermee houdt de ontwikkeling van de vegetatie strooksgewijs gelijken tred3). In de versch afgezette modderstrook vlak bij de rivier treft men meestal als eerste vegetatie een Aracea: Montrichardia arborescens Schott en een Leguminoos: Machaerium lunatum Ducke aan. Daarachter komt de mangrove-vegetatie, aan den zuidoever (waar dus brakwater komt) bestaande uit Rhizophora Mangle L., in het noorden van de delta uit R. Mangle var. racemosa Mey, de varieteit waarvan het groeigebied zich tot de Guyana's uitstrekt. Soms maakt de Rhizophora plaats voor Avicennia nitida Jacq, A. tomentosa Jacq, en meer stroomopwaarts voor Laguncularia racemosa Gaertn. Hoewel deze mangrove ook in zoet water groeit, treft men deze eerste strook vrijwel uitsluitend in het deltagebied aan; stroomopwaarts wordt ze meestal vervangen door rietsoorten4).

De tweede strook, die iets minder diep onder water komt, is begroeid met twee plantenassociaties nl. die van de palmen en die van de Cecropia's. De palmstrook bevat in hoofdzaak Mauritia flexuosa L., doch ook een groot aantal andere palmen wisselt er mee af. Deze zijn: Euterpe oleracea Mart., Maximiliana regia Mart., Astrocaryutn Tucuma Mart., A. Jauary Mart., Oenocarpus distichus

2) Sampaio, A. J. de, Phytogeographia do Brasil (1934).

3) Bouillenne, R., P. Ledoux, P. Brien en A. Navez, Une mission biologique Beige au Brésil 2, (1930), pag. 50 e.v..

4) Géographie universelle 15, (1927), pag. 120.

K. N. A. G., LVI1I. 33