„groot bosch". Uit dit staatje blijkt wel dat vooral het Centrale Amazone-bekken wel zeer sterk beboscht is.

IV. BEVOLKING

In dit groote gebied, hoofdzakelijk door oerwoud bedekt, woont slechts een geringe bevolking. Eind 1938 werd de bevolking der staten als volgt geschat 9) :

Amazonas 454 000 inwoners,

Para 1 630 000

Acre 120000 „ ,

Goyaz 793000 » •

Matto Grosso 393 000

In beide laatstgenoemde staten is echter het gedeelte dat tot het Amazone-stroomgebied behoort slechts bevolkt door eenige Indianenstammen. De afvoer uit het bewoonde deel er van, die vroeger wel over den rug via R. Tapajoz en R. Toncantins naar het noorden plaats vond, gaat sinds het openstellen van de Paraguay-rivier via deze naar het zuiden en via de spoorlijnen in de richting van Sao Paulo. Slechts de boschproducten uit het stroomgebied van genoemde rivieren bereiken Belem, omdat zij door rubbertappers en notenzoekers uit het Amazone-bekken worden geoogst10). Men moet de totale bevolking van het Braziliaansche Amazone-stroomgebied dan ook met hooger aannemen dan 2 250 000 zielen. De groote steden Belem en Manaos hebben resp. 310000 en 90000 inwoners. Voor de geheele oppervlakte komt de bevolkingsdichtheid op 0.47 inwoners per km-. Dit cijfer is geflatteerd voor het eigenlijke binnenland, daar een groot deel van de bevolking van den staat Para buiten het eigenlijke Amazone-bekken woont, nl. aan de 260 km lange spoorlijn van Belem naar Braganga. Daar vindt men het centrum van aanplant van voedingsen exportgewassen.

De bevolking van het Amazone-gebied is ontstaan uit drie rassen, nl. het blanke, het Indiaansche en het zwarte. De oorspronkelijke Indiaansche bevolking schijnt altijd slechts nomadisch in dit gebied te hebben geleefd. Thans vindt men in het binnenland nog kleine zwervende stammen, zooveel mogelijk contact met het bestuur ontwijkend. In de steden wonen nog veel zuivere Portugeezen; verder treft men er, en in het binnenland algemeen, den caboclo aan, van gemengd Portugeesch en Indiaansch bloed. Daarnaast is er nog de tapuio, van zuiver Indiaansch ras, die zich aan de Westersche omgeving heeft aangepast, doch meestal sterk is gedegenereerd. Le Cointe

9) South American Handbook, 1940, pag. 210. Bijzonderheden over de verspreiding van de bevolking vindt men behalve in het werk van P. le Cointe in artikelen van W. L. Schurz en van E. Hanson in Geographical Review, resp. IS (1915), Pag- 206 e.v. en 23 (1933), pag. 578 e.v..

10) Géographie Universelle 15, (1927), pag- r43-