l.c. i, (I, pag. 220) schat binnen het caboclo-,,ras" den „mameluco", nakomeling van een Portugeeschen vader en een halfbloed moeder hooger dan den „curiboca", nakomeling van Portugees en volbloed Indiaansche. Hij betreurt het ook dat, terwijl er vroeger altijd weinig negers in het Amazone-gebied zijn geweest omdat men slechts in het Oosten van den staat Para een gering aantal negerslaven had, na de opheffing der slavernij in 1888 de neger ook in grooten getale in het binnenland is doorgedrongen en het aantal „cufuzo's" (menging van neger en indiaan) en „mulato's" (menging van blanke en neger) zoo sterk in het Amazone-gebied is toegenomen. Al deze groepen zijn volgens hem zoo lui, dat er door hen nooit iets in het Amazone-gebied tot stand gebracht kan worden. De mameluco is volgens le Cointe de eenige die nog iets presteert. Kolonisatie van buitenlanders in het Amazone-gebied heeft nooit op groote schaal plaats gevonden. Het eenige blanke ras dat zich heeft kunken aanpassen is het Portugeesche. Ondanks het tropische klimaat zijn de Portugeezen meestal begonnen als handwerksman, als sjouwerman of roeier. Wanneer ze dan voldoende geld gespaard hadden, vestigden zij zich als winkelier of handelsman en konden zij zoo vaak tot grooten welstand komen. Ook Spanjaarden en Italianen hebben zich als handelaar gevestigd en de Portugeezen vaak overvleugeld ; zij zijn echter niet zoo goed tegen het klimaat bestand en hebben zich dan ook door de crisis grootendeels naar het Zuiden van het land begeven. In de laatste 20 jaar vestigden zich ook Syriërs, Armeniërs en Marokkanen als handelaars en wisten den detailhandel grootendeels te veroveren. Dit is waarschijnlijk het gevolg van het ontbreken van Chineezen in het Amazone-gebied, hetgeen den bezoeker, die ze vrijwel overal elders in de tropen is tegengekomen, vreemd aandoet. In het begin van deze eeuw zijn er wel Chineezen geweest, vooral in het bovenstroomgebied bij den spoorwegaanleg S. Antonio— Mamoré. Slechts in het Peruaansche deel van het stroomgebied heeft zich een klein aantal definitief gevestigd. Men treft daar ook Japansche vestigingen aan. Eenige pogingen een landbouwkolonisatie van Spanjaarden nabij Obidos te entameeren mislukten, doordat de kolonisten door malaria en andere ziekten werden gedecimeerd.

Interessant zijn de Japansche kolonisatie-pogingen, omstreeks 1930 begonnen op een concessie van de Japansche emigratie-centrale van 1 millioen ha tusschen Manaos en Parantins. Gesteund door groote maatschappijen legde men met 400 kolonisten, waaronder een aantal academici, proefculturen aan. Vermoedelijk wilde men ook in het groot rubber en katoen gaan planten. In 1935 noemde men de kolonisatie volkomen geslaagd ,0a). Eind 1938 werd mij medegedeeld, dat de kolonisatie was mislukt en dat de kolonisten waren vertrokken omdat hen, uit vrees voor concurrentie met de plaatselijke groenten- en fruit-kweekers, niet was toegestaan zich nabij de groote steden te

10a) Norman, J. F., Pacific Affairs 7 (1934), pag- +2 e.v.. — Uyetsuka, T., Contemporary Japan 4 (1935), pag. 84 e.v.. — Pelzer, K. J., „Limits of Landsettlement" (American committee for International Studies) 1937, pag. 178 e.v..