gebergte hebben geschapen. Wij hopen, dat de schrijvers van dit relaas ons ook hun wetenschappelijke waarnemingen, b.v. over de beweging van de gletschers, en vooral een betere kaart niet zullen onthouden.

Oestreich

Vrankrijker, A. C. J. de, Mercantilisme en Koloniale Expansie. N.V. Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, Amsterdam 1941. 98 pag., prijs geb. ƒ 1.40.

Dit in de serie „Uit Leven en Wetenschap" uitgegeven boekje zal vooral belangstellenden in de koloniale geografie kunnen interesseeren, ondanks de reeds door den titel aangegeven eenzijdigheid. Eenzijdig toch is het de koloniale expansie vooral uit mercantilistisch oogpunt te beschouwen, waar zuiver politieke motieven, machtsuitbreiding betreffend, veelal even sterk hebben gewerkt — en nog werkzaam zijn. Deze eenzijdige belichting — uiteraard het goed recht van den schrijver — laat daarom in den geest van den lezer veel onbevredigends achter. Met name waar de kolonisatiepogingen der Franschen worden behandeld, die veel hebben ondernomen — en aldus de schrijver — maar weinig tot stand hebben gebracht. De Fransche ondernemingen waren nimmer rendabel, werden desondanks telkens herhaald, een feit, dat toch vooral uit het streven naar macht, als een demonstratie van nationale kracht en nationaal zelfbewustzijn dient te worden verklaard, gelijk wij dat immers ook in onzen tijd telkens kunnen waarnemen. Over deze motieven spreekt de schrijver echter nauwelijks. Vandaar dat ik in zijn literatuurlijst een zoo belangwekkend boekje als dat van Veit Valentin over de Kolonialgeschichte der Neuzeit mis.

Belangwekkend is het overigens de beschouwingen over het nut van koloniën na te gaan, uiteenloopend al naar het land en al naar den tijd. Ook het oordeel over wie er zich zouden moeten vestigen. Reeds Montchrétien wees er op (1615), dat men — in tegenstelling met de toenmalige practijk — de koloniën niet met luiaards, boosdoeners enz., maar met flinke, arbeidzame, bij voorkeur kinderrijke families moest bevolken. J. van Hinte

Vlerk, I. M. van der en Ph. H. Kuenen, Het geheimschrift der aarde, twee milliard jaar geschiedenis van de aardkorst en hare bewoners. Uitg. W: de Haan N.V. Utrecht 1941, XI en 344 blz., 54 pl., 182 tekstfig. en tabellen, benevens 3 losse tabellen. Prijs geb. ƒ 7.90.

Wie aan den weg timmert heeft veel bekijks, maar zal ook critiek ontvangen en met het schrijven van bovengenoemd boekwerk toonen de auteurs, dat ze zich nu niet bepaald willen verstoppen. Het werk vraagt zeer sterk de aandacht van iedereen en het verdient inderdaad ook gezien, doch vooral aandachtig gelezen te worden. Van andere boeken over geologie en palaeontologie verschilt het vrijwel van het begin tot het einde door den