is zeer koud, sneeuwstormen maken het verkeer vaak gevaarlijk. De zomer is er warm, vooral in de dalen. Het gevolg hiervan is, dat in het land van Barnaoel meloenen in den kouden grond rijp worden, maar vruchtboomen, zelfs de meest geharde soorten, kunnen er niet groeien; —- Siberië is in het algemeen uiterst arm aan fruit. De noordelijke hellingen van het gebergte en het voorgebergte hebben nog voldoenden neerslag en zijn grootendeels met naaldbosschen bedekt, die tot op een hoogte van 1200—1400 m voorkomen. De zuidelijke en zuidoostelijke hellingen hebben een droog klimaat en bezitten •een arme flora.

In het bergland zijn er in de langwerpige dalen verschillende meren, grootendeels van bescheiden afmetingen. Het belangrijkste dier meren is het glaciale dalmeer Teletskoje (in de talen der inboorlingen Altyn-Nor en Altyn-Koel genoemd). Het is een vischrijk zoetwatermeer, dat in een schilderachtig dal van de rivier Bija ligt, die door het meer stroomt. Het ligt op een hoogte van 520 m boven den zeespiegel, is 75 km lang en y2 a 6 km breed, terwijl de totale oppervlakte 280 km2 bedraagt; volgens de beschikbare meetresultaten is de diepte 290 m.

Ten Noorden van het Teletskoje Meer verheffen zich de boogvormige ketens van het systeem van den Alataoe van Koeznetsk (Koeznetskij Alataoe) met hoogten tot 2000 m; dit systeem vormt de waterscheiding tusschen de bekkens van de rivieren Tom en Tsjoelym (zijrivieren van de Ob). Naar het Noorden neemt de hoogte af; het zuidoostelijke gedeelte van den Alataoe wordt de Rug van Abakan (Abakanskij chrebet) genoemd (tot 2400 m). In het Noordoosten begint de Salairsche rug (400, stijgend tot 500 m), die zich geleidelijk dalend in noordwestelijke richting uitstrekt. Tusschen dezen rug en den Alataoe van Koeznetsk ligt de bekende Slenk van Koeznetsk (Koeznetskaja Kotlowina), die aan drie kanten omringd is door een steilen wand van 100—200 m en hooger. Deze slenk is alleen in het Noordwesten open, in de richting van de West-Siberische Laagvlakte; zij wordt doorsneden door een hoefvormigen basaltrug, die het Hoefijzer van Koeznetsk (Koeznetskaja Podkowa) wordt genoemd; de hoogten van dien rug schommelen tusschen 300 en 320 m; het „hoefijzer" zelf, dus het centrale gedeelte, bereikt een hoogte van 530 m.

De Alataoe van Koeznetsk grenst aan den West-Sajan, een onderdeel van het uitgebreide Sajansche bergsysteem, dat in MiddenSiberië ligt en zich tot aan het Baikal-Meer uitstrekt. In het westelijke gedeelte van de Sajanbergen ligt de slenk van Minoesinsk, die eenige overeenkomst vertoont met de slenk van Koeznetsk, zonder evenwel haar economische beteekenis te bezitten.

Een ander belangrijk bergland, de Oeral, zullen wij in dit opstel niet bespreken, daar het administratief slechts voor een klein deel tot West-Siberië behoort, terwijl dit bergland een eenheid vormt dat als een geheel behandeld zou moeten worden.

-N. A. G., LVIII.