JACOBA HOL IN DIENST VAN DE GEOGRAFIE

DOOR

DR. J. P. BAKKER EN DR. H. B O I S S E V A I N

Het was op Maandag 27 November 1916, nu 25 jaar geleden, dat Jacoba B. L. Hol te Utrecht promoveerde op een physisch-geografisch proefschrift: „Beitrage zur Hydrographie der Ardennen". De promotie geschiedde „cum laude".

Een boeiende fase in de ontwikkeling van de geografische wetenschap mocht Mej. Hol in haar studietijd meemaken. Waren het in de afgeloopen eeuw alleen de geologen geweest die denkbeelden hadden geuit over het ontstaan van de reliëfvormen der aarde, in den aanvang der twintigste eeuw begon de geomorfologie zich tot een moderne zelfstandige wetenschap te ontwikkelen.

Onder leiding van Davis in Amerika en Albrecht Penck in Oostenrijk en Duitschland brachten de jonge geografen tot dusver geheel verwaarloosde feitencomplexen naar voren en bezagen die in het licht van hun nieuwe revolutionnaire ideeën.

Davis leerde hoe het reliëf der aarde zich vormt in een groot rhythmisch proces: den erosie-cyclus, en illustreerde dit aan de hand van voorbeelden, zoowel in Amerika als in Europa, en van leerzame, suggestieve teekeningen en blokdiagrammen. Toen stormden, als het ware, de onderwerpen van heel de aarde op de onderzoekers toe, die er de nieüw verworven inzichten op konden toepassen.

In Nederland was Prof. Oestreich, sinds 1908 aan de Utrechtsche universiteit verbonden, een enthousiast voorvechter van de moderne geomorfologie en Jacoba Hol was zijn eerste, en niet minder enthousiaste, promovenda.

De snelle ontwikkeling van de geomorfologie bracht echter ook bezwaren met zich mede. De vele nieuwe perspectieven maakten het gevaar niet denkbeeldig, dat de moderne theorieën met een te klein feitenmateriaal en te weinig zelfcritiek werden toegepast, te meer waar Davis soms zelf het voorbeeld gaf van „to jump to conclusions". Gelukkig had Mej. Hol in Prof. Oestreich een critische en zelfstandig denkende leidsman gevonden, die haar aangeboren zin tot waarnemen en tot zelfcritiek richtte.

Haar dissertatie (1) 1) legt daarvan reeds getuigenis af. Oestreich had voor het doorbraakdal van den Rijn tusschen Bingen en Koblenz de antecedentie-theorie opgesteld. In aansluiting daarop bestreed Mej. Hol voor de Ardennen de oude epigenetische opvattingen van Cornet of Briquet als zou het rivierstelsel geërfd zijn uit een tijd dat de

1) De nummers verwijzen naar de lijst van geschriften aan het eind van dit artikel.