aantal aantal geb. per aantal

Inwonertal ^ geboorten inwoners 1000 inw. gemeenten

ben. 1000 I970 25923 >9-0 37

1000—2000 347° 43278 20.0 3

2000—3000 4234 55932 >8.5 23

3000—5000 3729 44572 20.9

5000—10000 2205 27332 20.1

boven 10000 332° 5°5^9 16.4 o

Uit deze cijfers ziet men duidelijk, dat de indeeling naar stads- en plattelandsbevolking een bepaalde tendens vertoont, nl. dat hoe grooter het percentage agrarische bevolking, hoe hooger ook het geboortecijfer is. De indeeling naar groottegroepen van inwoners daarentegen is

nietszeggend! .

Binnen ieder demografisch gebied bezitten de steden een lager ge boortecijfer dan de gemeenten met een meer agrarische bevolking. Hierbij speelt ongetwijfeld de migratie een rol5). De migratie der bevolking beweegt zich overwegend op korten afstand en is voor een belangrijk deel trek van het platteland naar de meest nabyliggende stad6). De migranten zijn voornamelijk personen tusschen 15 en 25 jaar, die in de steden gezinnen gaan vormen. Deze migranten brengen de mentaliteit van het platteland, vanwaar zij afkomstig zijn, met zich mede; deze wordt eerst langzamerhand door den stadschen invloed ondermijnd. Veelal verstedelijkt eerst de volgende generatie volledig. Het is dus voor de demografie der steden van groot belang of het omliggende platteland een hoog dan wel een laag geboortecijfer bezit. M.i. is het verschil in geboortecijfer tusschen de steden ten deele uit verschil in geboortecijfer van het omliggende platteland te verklaren. Om deze stelling te toetsen zijn de geboortekaarten voor Vlissingen over een periode van twee jaar nagegaan. Op deze kaai ten staat o.m. vermeld het hoeveelste kind uit het bestaande huwelijk werd geboren en de geboorteplaats der ouders. Het is hier niet de plaats uityoerig op de uitkomsten in te gaan, doch wel kan als algemeene conclusie worden medegedeeld, dat van de vrouwen die een groot aantal kinderen hebben voortgebracht, relatief veel uit streken geboortig waren met een hoog geboortecijfer (Arnemuiden, Brabant, enz.). Het ware te wenschen, dat een dergelijk onderzoek op grootere schaal werd uitgevoerd.

Nu hier toch over de migratie gesproken wordt, moge nog eens de aandacht gevestigd worden op het merkwaardige verschijnsel, dat op

5) Het is wel merkwaardig, dat hierop in migratiestudies nog met de aandacht is gevestigd. Ook in het uitvoerigste methodische overzicht, nl. dat van D. Thomas, Research memorandum on migration differentials (193°), vlndt men hieromtrent niets vermeld. .

6) Men dient wel onderscheid te maken tusschen de migratie die tot blijvende vestiging leidt, en de migratie die tot vestiging van korten duur aanleiding geett. Hier wordt uiteraard alleen de eerste vorm bedoeld.