het platteland de middenstand voor een belangrijk deel van elders afkomstig is. Destijds ben ik hier niet verder op ingegaan7). Nog steeds wachten wij op een goede migratiestatistiek, die ons hieromtrent vollediger kan inlichten dan in een paar monografieën mogelijk was. Toch is dit verschijnsel zoo merkwaardig, dat ik getracht heb er een verklaring voor te vinden. Op een landbouwbedrijf is voor één of meer kinderen steeds plaats, daar zij als arbeidskrachten kunnen medewerken. Eén der kinderen blijft veelal ook na het huwelijk op de boerderij om deze later over te nemen. De drang om den huiselijken haard te verlaten geldt meestal niet voor alle kinderen. Anders is m.i. de toestand bij de meeste middenstanders, vooral bij de winkeliers. Daar komt het veel voor dat er geen plaats is voor twee of meer volwassen arbeidskrachten; de kinderen moeten elders, d.w.z. overwegend buiten het dorp, een bestaan vinden, welk bestaan, gezien de groote beroepscontinuïteit in deze groep, veelal wederom een middenstandspositie zal zijn. Heeft de zoon echter elders zich een behoorlijk bestaan verzekerd, dan is het de vraag of hij bereid zal zijn om het bedrijf van zijn vader in zijn geboortedorp over te nemen; dit kan dan gemakkelijk in handen van een „vreemdeling" vallen. Ik geef deze verklaring slechts als een hypothese; eerst een onderzoek in verschilllende deelen van het land kan omtrent deze migratie helderheid brengen.

Om de geboortedaling voor Zeeland regionaal gedifferentieerd te te kunnen nagaan, is voor de vier jaren rondom de volkstellingen van 1879 af de geboortefrequentie per 1000 gehuwde vrouwen berekend voor iedere gemeente afzonderlijk. Voor de geheele provincie daalde dit cijfer van 222 in de jaren 1878/81 tot 94 in de jaren 1929/32. De daling komt in de volgende cijfers nog sprekender tot uiting: terwijl de bevolking toenam van 188 626 in 1880 tot 247 606 in 1930, daalden de geboorten in deze 50 jaren van 28007 tot 18928 voor de vier jaren rondom de resp. volkstellingen.

Hoe was, regionaal gezien, de toestand in 1880? Over het algemeen bewoog het geboortecijfer zich niet ver van het gemiddeldeeen groot deel van Walcheren, dat thans geenszins een gebied met een opvallend laag geboortecijfer is, vertoonde toen echter een relatief laag percentage (170—180 per 1000 geh. vrouwen). De oorzaak hiervoor heb ik niet kunnen vinden. In 1910 was de toestand reeds belangrijk gewijzigd. Een blik op de kaart is reeds voldoende om te zien, dat Zeeland opvalt door een laag geboortecijfer; toch komen het Noordhollandsche platteland en groote deelen van Friesland met een nog lager cijfer voor den dag. Zooals elders reeds is uiteengezet, beweegt het geboortecijfer in oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, speciaal in het zandgedeelte langs de Belgische grens, zich parallel aan het geboortecijfer van Brabant, d.w.z. handhaaft zich nagenoeg nog onverzwakt 8).

7) Zie: Trek van de plattelandsbevolking.

8) T.A.G., 1936.