daling en de emigratie ontstaan in wezen uit eenzelfde oorzaak: de drang van den Zeeuwschen boer om zijn bedrijf in stand te houden. Het bedrijfstype dat op de zeeklei tot ontwikkeling is gekomen vereischt tamelijk groote bedrijven en laat geen verregaande versnippering toe. Deze bedrijven werken alle met arbeiders in loondienst. Op zandgronden daarentegen komt loonarbeid weinig voor, doch werken de gezinsleden mee op het bedrijf; de drang tot gezinsbeperking vindt hier niet zoo spoedig ingang. De agrarische structuur in Zeeland laat dus geen bevolkingsaccres van eenigen omvang toe. De ontwikkeling in de laatste 50 jaren is daarvan een sprekend voorbeeld. Twee wegen staan de bevolking open om de bevolkingsdrang te verminderen; emigratie en geboortebeperking. Beide verschijnselen hebben wij in belangrijke mate zien optreden.

Hiermede zijn wij natuurlijk niet tot den diepsten grond van het verschijnsel doorgedrongen. De drang naar handhaving of verhooging van het welvaartspeil behoeft niet zoozeer in de mentaliteit naar voren te komen, dat een belangrijke geboortebeperking als wij in Zeeland waarnemen noodwendig volgt. Het is de bijzondere mentaliteit van de Zeeuwsche groep die dit extreme verschijnsel te voorschijn heeft geroepen.

Men kan zich afvragen: aangenomen, dat de hierboven genoemde motieven voor den Zeeuwschen landbouwer gelden, hoe is dan de geboortedaling bij de andere Zeeuwsche bevolkingsgroepen, b.v. bij de landarbeiders, te verklaren? Men dient dan te bedenken, dat de Zeeuwsche boeren sociaal een zeer belangrijke plaats in de samenleving innemen; zij hebben in vele opzichten de leiding. Hun invloed, hun geesteshouding, dringt langzaam maar zeker tot alle lagen der bevolking door10). Eenzelfde verschijnsel kan men b.v. ook duidelijk waarnemen in het Zuiden des lands, waar ongetwijfeld de geestelijkheid een belangrijken invloed heeft op de levenshouding der Brabantsche en Limburgsche bevolking. Uit hetgeen hierboven is uiteengezet, blijkt dat er binnen het demografische gebied streken voorkomen, die nog lagere geboortecijfers vertoonen dan die in dit gebied algemeen gelden. Deze streken bezitten dus de laagste geboortecijfers van ons land. Het beeld, dat dergelijke gebieden vertoonen, is voor den sociaal-geograaf zeer belangwekkend. Bovendien zijn de demografische gegevens van deze gebieden leerzaam voor hen, die van oordeel zijn dat de demografische toestand in ons land nog geen reden tot ongerustheid geeft.

De analyse der demografie van geheel Zeeland geeft ons de mogelijkheid een enkel gebied voor nader onderzoek uit te kiezen. Werd in Noordbrabant de aandacht gevestigd op het gebied met de hoogste geboortecijfers, dat wij den Peelrug noemden, thans zal een enkel woord gewijd worden aan een streek met zeer lage geboortecijfers, nl. weste-

10) Typisch is dit uitgedrukt in de volgende uitspraak: „Wir wollen auch nicht mehr Kinder haben als die Grossbauern; wenn die Bauern Dienstboten brauchen, können die ja selber Kinder kriegen" (Seiler, K. u. W. Hildebrandt, Die Landflucht in Franken. 1940, pag. 79).