oorzaken hun ontstaan te danken hebben. Lobeck (l.c.) geeft een overzicht van het meerendeel dezer oorzaken. Jammer genoeg geeft Lobeck ter staving geen enkel voorbeeld uit de werkelijkheid, doch slechts een serie min of meer theoretische schetsteekeningen ter verduidelijking. Hij verdeelt de externe oorzaken in 2 groepen al naar het effect dat zij sorteeren, nl. een verlaging van de riviermonding dan wel een tijdelijke verstoring van de ontwikkeling door blokkade, welke beide effecten het ontstaan van watervallen ten gevolge zouden hebben. Lobeck's classificatie volgens het gesorteerde effect komt mij minder gelukkig voor, allereerst al omdat dit effect in wezen steeds hetzelfde is, nl. de vorming van een waterval of stroomversnelling. In de tweede plaats kan een verlaging van de riviermonding evenzeer een tijdelijke verstoring van de ontwikkeling beteekenen en in de derde plaats zal een verstoring door blokkade geenszins altijd van tijdelijken doch kan zij evenzeer van duurzamen aard zijn. Logischer lijkt mij — indien zulks terwille van het overzicht gewenscht is —■ een indeeling volgens de oorzaken zelf, dus een genetische.

Ook een dergelijke genetische classificatie zal echter een voorloopig karakter moeten dragen, aangezien van verreweg de meeste watervallen der wereld de genese nog volkomen onbekend is. Onder dit voorbehoud zou men de consequente, door externe oorzaken ontstane watervallen als volgt naar hun genese kunnen onderverdeelen: i. tectonisch

a. door opheffing (verjonging).

Hiertoe behooren in de eerste plaats de watervallen en stroomversnellingen die aan de grens van een door opheffing boven water gekomen kustvlakte met het oorspronkelijke land ontstaan als gevolg van het optreden van vervalsknikken aan den rana van het meer weerstandbiedende oudere gesteente. De lijn, welke de punten verbindt waar de rivieren eener jonge opgeheven kustvlakte epigenetisch den ouden ondergrond weer aansnijden, heeft men watervallijn of beter watervalzone genoemd.

Strikt genomen is de watervallijn niet anders dan de snijlijn van twee elkaar onder een hoek snijdende vereffeningsvlakken, hetgeen Davis een morvan genoemd heeft. Naarmate de hoek van een morvan grooter is zal de snijlijn scherper door stroomversnellingen en watervallen gemarkeerd worden. Het bekendste voorbeeld is de atlantische kustvlakte der U.S.A. Het vereffeningsvlak, waarop de cretaceïsche en postcretaceïsche afzettingen der kustvlakte rusten, werd opgeheven en onder een hoek gesneden door een jonger vereffeningsvlak, nl. het tegenwoordige bergvoetvlak. De grens tusschen piedmont en kustvlakte wordt thans door een watervalzone gemarkeerd.

b. door plooi, flexuur, breuk, horst.

De groote watervallen van de Potomac worden aan het optreden van een plooi toegeschreven. M. R. Campbell ziet in de Parrs Ridge een post-peneplain anticline, die voor het ontstaan der „Great Falls" verantwoordelijk gesteld wordt.