Bontekoe , de Concordantie en het Bijbelsch Naamboek van Twisck, de Kronijk van Velius) en een vloed van bruiloftsverzen, — dat alles trekt minder onze aandacht, al verdient het opmerking, hoe zorgvuldig hij in het laatstgenoemde genre elk //onvertogen" woord vermijdt en hoe zeer hij t'huis betoonde te zijn in de poëtenwereld zijner.dagen, zoowel door een Antwoordlied op de vragen van Oosters Academie te schrijven als door deel te nemen aan den bekenden Sonnettenwedstrijd van Hooft en zijn vrienden. Maar voor ons is en blijft hoofdzaak 's mans stichtelijke poëzie. Wij vinden twaalf zijner liederen in de reeds genoemde Huwelijksweegschaal van Deutei., waaruit Cr,aas Stapel in zijn Lusthof der Zielen een paar overnam die hij met een derde vermeerderde, terwijl er ook één in H Groot Hoornsche Liedeboek en twee in 7 Lusthofje Sions, anderen misschien nog elders, voorkomen.

Eigenaardig is in deze liederen de overgroote gehechtheid aan de letter der Schrift, zelfs met opoffering van alle poëtische kleur. Hoe groot is b. v. zijn navolging van Hebr. XI vs. 24—28 in deze regelen:

Door uw geloof, o Mozes! kost gij weygren,

Als Pharoos neef, in 't Hof tot eer te steygren,

Druck kiesend met Gods volk, en Christi smaet Acht ghy meer schat als Slemphis hooghen staet.

Door 't sterck gheloof heeft hy Egypt verlaten,

Niet vreesend voor des conings straf-placcaten!

Hv door 't gheloof met spreng-bloedt 't Paesschen hielt, Opdat haar eerstgeboort niet werd vernielt.