dienstoefening hield en zijue partij zich ook door 't benoemen van een tweetal diakenen tot gemeente constitueerde. Door eene schenking van Twisck's vriendin Immetje Pieters kwam ze eerlang in 't bezit van een huis, de Plemp genoemd, dat van den 8en Jan. 1690 af tot vergaderplaats diende , en na den aankoop der twee belendende huizen (21 April 1690) aanmerkelijk vergroot en tot kerkgebouw ingericht werd. Toch schijnt het getal leden niet veel meer dan 30 d. i. een tiende van Sieutel's gemeente bedragen te hebben. De zaak der gemeente-gelden, waarbij Sleutel zich stipt aan de letter van 1 Kor. VI: 1— 8 hield, bleef nog lang onbeslist, maar eindigde met een scheidsrechterlijke uitspraak, waarbij aan de Plempsche afgescheidenen f 25,000 en aan de moedergemeente f 9000 werd toegewezen.

Het geslacht, dat deze scheuring beleefd had, moest voorbij zijn gegaan, eer men denken kou aan eene hereeniging. Toen echter, — 't was 34 jaar later, — \olgde ze. zonder bezwaar en den 29™ December 1723 traden de Plempsche leden, wier getal tot zeventien en wier gemeentevermogen tot f 2000 versmolten was, iu de gemeente hunner vaderen terug. Duidelijk bleek liet ook toen, dat geen verschil over leer (26) of tucht, — al wendde Twisck dat ook veelmalen voor, — maar eenig en alleen 't heerschzuchtig karakter van den on-

(26) De voeiwassching b.v. bleef onder Sleutels gemeente voortdurend, zelfs nog in 1G97, iu gebruik, al was ze ook in 1723 voor goed afgeschaft, toen de Plempsehen haar nog onderhielden, maar bij de hereeniging opgaven.