het voorbeeld der Doopsgezinden niet verderfelijk werkte, en wat hij daarvan zegt is helaas! maar al te waar, en ook in onzen tijd nog een woord op zijn pas. //Weet men niet", dus vraagt hij, //dat volgens den loop der menschelijke hoovaardij, ieder, voornamelijk onder de menschen van hetzelfde fatsoen, zich zooveel doenlijk is, uitrekt om niet minder te zijn als een ander? Volgt daar niet uit, dat die schitterende voorbeelden van pracht en dartelheid een algemeenen naijver als een waterval van den grootste tot den kleinste zal doen nederdalen? Met tienmaal minder goed zal men de helft zooveel zwier willen maken, en neem eens, dat niemand onvoorzichtig genoeg zal wezen, om zijne verkwisting boven zijn inkomen en gewone winsten te doen rijzen T is een koopman altijd van denzelfden voorspoed verzekerd ? Is het niet klaar, dat een handelaar, die door zuinigheid en door opleggen in staat zou zijn geweest van eenige zware stooten uit te staan, door zoodanige verderfelijke navolging gevaar loopt van door de eerste ruwe slag van het geval, zonder hoop van herstelling, ter neder te storten?"

Inderdaad! dit zijn woorden van waarheid en gezond verstand, en menigeen in vroegeren en lateren tijd heeft de juistheid van van Effens waarschuwing bewezen. Hij had ook van de Doopsgezinden in zijn tijd niet ^e veel gezegd, en die er aan twijfelt leze wat een van hunne leeraren in die dagen getuigde". //Ten tijde dat de Hervorming" zegt hij" //in deze landen was doorgebroken , rigtten zekere Rederijkers een tooneel op,