platte grond vau Harlingen teekent zijne liefde voor die stad, en voltooit de ruwe schets, waaruit wij iu zeer algemeene omtrekken het beeld vau den eigenaar dier schatten kunnen opmaken. Deze — wordt ons bij wijze van verrassing medegedeeld — is geen ander dan Johannes Stinstra, weleer burger van Harlingen, Doopsgezind predikant aldaar.

Dit dient tot inleiding op de levensgeschiedenis zelve; het algemeene wordt nu in het bijzondere uitgewerkt. In 12 hoofdstukken wordt ons het uitvoerig verhaal van 's mans lotgevallen gegeven, afgedeeld naar de gjwone tijdperken, of naar bijzonder gewichtige feiten, die zijn leven gekenmerkt hebben, waarover ik straks nader zal spreken. Daartusschen vlecht nu de Schrijver alles in, wat hij van de geschiedenis der kerk en der school iu de vorige eeuw heeft medetedeeleu; om eene gewoue uitdrukking te bezigen Stinstra wordt in de lijst van zijn tijd gevat. Met zijn leven gaat hand aan haud een schels van den toestand vau het lager en middelbaar, en bovenal van het hooger onderwijs dier dagen. Achtereenvolgens verrijzen de verschillende Academiën voor ons, met hare Hoogleeraren van de verschillende Faculteiten, wier leven en werkzaamheid en richting in kortere of breedere trekken geteekend worden. Geen enkele hunner wordt voorbijgegaan; 't is een breede rij van geleerden, waarmede hij ons in kennis brengt, en een daaraan geëvenredigd getal van geschriften, welke hij aanhaalt of met ons doorloopt. Ik zal mijne lezers niet vermoeien met een dorre opgave der namen van