geven, hetzij dat liet oude begrippen als oude en wel bekende vrienden , doch die reeds half afgestorven waren, weder verlevendigt, hetzij het, door het aanhoudend gebruik in het bedehuis , nieuwe begrippen vestigt. Zoo moet dan m. i onvoorwaardelijk alle denkbeeld verworpen worden, 0111 b. v. eene commissie van onze verschillende gemeenten bijeen te roepen, aan wie volmagt gegeven wordt in ons gansche kerkgenootschap een en denzelfden Gezangenbundel in te voeren. Immers, hoe weinigen het ook zijn mogen, altijd zouden er eenige gemeenten zijn, die, ook om de denkbeelden, andere liederen verkozen. Kan men zeggen : ook waar enkele gemeenten Gezangbundels invoeren, zal altijd dit of dat lid zijn, dat niet zijne onverdeelde goedkeuring hecht aan die liederen; het eenig antwoord is : dit kwaad is niet te vermijden en moet zooveel mogelijk in den vorm verzacht worden. Het andere kan men ontkomen, gelijk men het tot nog toe ontkomen is. Ook op eene andere wijze?

Wij zien in de Doopsgez. Bijdr. van, 1865 eene opgave van verschillende kerkliederen (Ps. en Gez.) bij ons in gebruik. Meenden wij den verzamelaar nu erkentelijk te mogen zijn, dat hij zich die moeite getroost heeft om ons, voor zoo verre wij er wezenlijk gediend meê konden zijn, of voor zooverre wij //voor de aardigheid" het wel wilden weten, te verpligten; wij zien ons de hand op den mond gelegd door hetgeen san die lijst voorafgaat : //Van geheel anderen aard is onze andere algemeene //mededeeling. Zooveel mogelijk trachten wij onze lezers