3oe wat zijne hand vindt om te doen. "t Is een tijd tegenwoordig, om te getuigen van zijn geloof, ook en vooral door geest en kracht en leven.

Doen wij dat, dan voelen wij ons tot eikanderen aangetrokken , en zal ook door de gemeenschap het doopsgezind karakter worden onderhouden en verlevendigd. Dan dreigt ons ook geen gevaar, al gaan wederom , evenals vóór ruim een halve eeuw, onze fondsen voor een groot deel verloren, door de politieke crisis die Europa thans bedreigt en die alle kapitalen van personen en vereenigingen in ernstig gevaar brengt. Want, staat onze kerkgemeenschap op een beter fondament dan van hypotheken of MetalUeJcen, dan zal het noodige geld altijd wel verschaft worden. Yoor zijn geloof heeft een mensch, al heeft hij veel verloren, altijd nog veel over. Is er gemeenschap, bij vrijheid, uit geloof en tot geloof, zoo is ons voortdurend bestaan gewaarborgd; zoo hebben wij regt om als een afzonderlijke afdeeling der Protestantsche kerk te bestaan, en zoo zullen wij Doopsgezinden in de gemeenschap van den geest van den verhoogden Heer, onzen eenigen meester, blijven medewerken tot de komst van het koningrijk Gods in de wereld.

Vrijheid zij onze leus, maar eene zaak ga vooraf, en eene andere zij daarvan dat gevolg: geloof, vrijheid, gemeenschap. —