gemaaid en gehooid kon worden. De oorzaak van dezen ongewonen toestand was niet gelegen in het feit, dat men begonnen was met het droogmalen van het Schermermeer. Want volgens Mr. Belonje begon men hiermede eerst in Mei 1634 5). Het vervolg van Centen op G. Brandt's Geschiedenis van Enkhuizen vermeldt wel, dat in October en November van 1633 een springvloed de wateren in Holland en Zeeland zoo hoog opjoeg als in dertig jaren niet gebeurd was, maar vermeldt niets van bijzondere gebeurtenissen in den zomer van 1633. Dit zal dus een jaar geweest zijn van eenen gelijkmatigen maar overvloedigen regenval in het zomerhalfjaar.

Er is in het archief van Uitgeest geen antwoord aanwezig op den brief van Leegwater. En van eene bepoldering van de Uitgeester Woude als gevolg van het verzoek van de bewoners van de Marcken is niets gekomen. Wel is het natuurlijk op den duur gekomen tot bepoldering van deze landen, maar op eene geheel andere wijze dan in 16,33 werd gehoopt. Het is zelfs op min of meer ongewone wijze in zijn werk gegaan in verband met en als een gevolg van de droogmaking van het Starnmeer.

Het is Alkmaar geweest, dat aan deze bedijking haast onoverkomelijke moeilijkheden in den weg heeft gelegd. Eerst in 1636, op een oogenblik dat naar het octrooi reeds het geheele werk gereed had moeten zijn, kon men beginnen met het leggen van den ringdijk en het graven van de ringvaart aan de oostzijde. In 1637 werd begonnen met de voorbereiding van het graven van de ringvaart aan de westzijde, maar men stuitte daarbij toen weer op de tegenwerking van de zijde van Uitgeest. Dit en het hooge bedrag, dat eene tweede kostenberekening opleverde, veroorzaakte eene crisis en bracht er De Rijp toe het werk op te geven. Evenwel werd het in 1638 weer opgevat, maar toen als het werk van particulieren, waaronder één der leden van het geslacht Pauw zeer op den voorgrond trad.

Uit de overeenkomst, die aangegaan werd met het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen voordat het octrooi verleend werd, valt af te leiden, dat de oorspronkelijke bedoeling was de ringvaart aan de westzijde van het Starnmeer te graven, onmiddellijk langs den oostrand van de Akerslooter en Uitgeester Wouden, met plemping van de Stierop. Daartoe besloot dan ook de vroedschap van De Rijp als Hoofdingelanden van het Starnmeer op den 6en Mei 1633 6). Het is daarom niet juist, wanneer Mr. G. de Vries zegt, dat de bedoelde ringvaart, van de Schermerringsloot naar Knollendam, de landen van de Akerslooter en Uitgeester Wouden moest doorsnijden 7). De schrijver heeft daarbij op het oog gehad den toestand, zooals die later is ontstaan. Ware de ringvaart aangelegd langs de oostzijde dan zou èn uit de Uitgeester Woude èn uit de Akerslooter Woude één polder zijn ontstaan. Het is echter anders geloopen.

5) Belonje, J., De Schermeer van 1633—1933-

6) Vroedschapsresolutiën, Gemeentearchief De Rijp.

7) Vries, G. de, Memorie van Toelichting tot het ontwerpreglement van het bestuur der U.S. 1881.