De hooghartigheid en het zich van beter gehalte achten dan andere volken, kenmerkende eigenschappen der Minangkabauers, worden hier dus ook vermeld.

Nabij Somober is een ander eiland gelegen, genaamd Boteniga (ook geschreven Betemga, Betouga o~f Boutenga) en bij Odorico Rosengo i1) geheeten, doch is dit bij dezen met Lamori en Sinohora op één eiland gedacht: de ligging ten opzichte van elkaar is van Noord naar Zuid, dus Lamori het noordelijkst, Rosenga het zuidelijkst, Sinohora tusschen beide. Dit Boteniga dient men dus in Zuid-Sumatra te localiseeren.

Voor de identificatie naar een gelijkluidenden naam zoekende in het geografisch feitenmateriaal dat ons door de oude kaarten ten dienste staat, dient men rekening te houden met de omstandigheid (waarop ik reeds in mijn vorige opstellen in dit Tijdschrift heb gewezen) dat ten gevolge van het aanslibbingsproces, de opvulling door efflata der vulkanen en de bodemverheffing ten gevolge van orogenetische bewegingen, de oostkust van Sumatra (vooral ZuidSumatra) nog niet den huidigen vorm had; de kust was meer binnenwaarts teruggetrokken en had nog niet den opgevulden, afgeronden vorm als heden ten dage. In zee uitstekende kapen of landtongen, delta-eilanden en diepinspringende baaien bevonden zich aan deze kust, die nog niet door fluviatiele en marine sedimentatie was opgevuld.

Op de oude kaarten vindt men dezen geomorfologischen toestand nog weergegeven: inspringende baaien bij Djambi en Palembang en ook het onder zeeniveau gelegen Banjoeasin-bekken — dus als baai — ingeschetst; deze Banjoeasin-baai is op de oude kaarten aangegeven met Telumbao of Telumbanuan, naar mij wil voorkomen een verhaspeld Telok Banjoea(si)n. Het daaraan gelegen land heet op de kaarten van Mercator en Ortelius resp. Botomayo en Bacomana, terwijl de Lichtende Zeefakkel van Van Keulen dit land Bantantiga noemt; op latere kaarten, o.a. die van Pieter van der Aa en Franqois Valentijn, luidt de naam Batoekarang, zooals het heden nog heet. In 1842 komt deze naam zelfs nog voor op een kaart van G. F. baron Von Derfelden von Hinderstein, die ook de Banjoeasin-baai aangeeft (zie kaart 2 en kaart 4).

Geografisch is de identificatie van Boteniga met het land aan de Banjoeasin-baai in Straat Bangka aanvaardbaar. Straat Bangka toch was de trechter waarin zich alle verkeer met groote schepen op de route Indië-China en terug concentreerde. Hier waren aan de groote Zuid-Sumatraansche rivieren Batanghari en Moesi met haar goud, zilver, kamfer en peper produceerend achterland de Maleische rijken Zabag—Djawa—Chö-p'o en Sarboza—Che-li-fo-che (San-fo-ts'i)—

n) Het wordt in verschillende handschriften van Odorico's reisverhaal verschillend gespeld. Behalve Rosengo vindt men Recemgo-, Bothonigo, Boteingo, Botenigo en Botterigo.