zwemmend achtervolgde met amber — ook toeschreven aan landstreken op Ramnï (= Sumatra) 37).

Zooals hieruit blijkt, heerscht bij de verschillende schrijvers ■— vooral bij de Arabieren — verwarring omtrent zoowel de geografische ligging als de anthropologische en ethnologische bijzonderheden van deze eilanden en hun bevolking. Nu eens verwijst de berichtgeving naar de Nicobaren en Andamanen, dan weer heel sterk naar Midden-Sumatra, en door de vermelding van zwarte anthropophagen, bergbarbaren (Man Shan) en een ver van de kust verwijderd bergland in het bijzonder naar het Batakland, een conclusie waartoe Van der Lidt en Rouffaer (Encyclopaedie van Ned.-Indië, sub Oudste Ontdekkingstochten) ook komen, daar zij het Kakula uit de 'Adjaib en bij Ibn Batüta identificeeren met het Bataksche landschap Angkola, terwijl de verklaring van Nicolo de 'Conti dat „isola nominata Andramania che vuol dire isola dell'oro che ka di circuito 800 miglia", en van Chau Ju Kua nopens de goudbevattende rivier op Yen-t'o-man, wijzen op Minangkabau, dat immers als goud produceerend land vermaardheid bezat.

De verwarring is verklaarbaar. Op de oudste vaarten naar Suvarnadvïpa-Chryse hielden de schepen, zooals de Periplous verhaalt, de kust van Achter-Indië en het schiereiland. Door ongunstigen wind en stroom afgedreven38), kwamen de zeevaarders dan eens op de Andamanen en Nicobaren dan weer op de oostkust van Sumatra terecht, welke eilanden en landstreken zij beschouwden te behooren tot de kust van het zich tot Chryse-Suvarnadvïpa in zuidoostelijke richting uitstrekkende Taprobane (= Ceilon plus Sumatra) 39). Uit deze toevallige, ongewilde bezoeken sproten opzettelijke nauwere aanrakingen voort met handelsdoeleinden, gevolgd door tijdelijke en blijvende vestiging vooral op de oostkust van Sumatra, welke uit een handelsoogpunt van grooter belang was dan de kokosnoot en schelpen opleverende Nicobaren-Andamanen. Met deze zeer vroege Hindoekolonisatie zou de hieronder te bespreken Drawidische afkomst van ■de merga Sembiring der Karo Bataks wellicht kunnen samenhangen.

Anthropophagie komt op Sumatra alleen bij de Bataks voor en wel in een bepaalden vorm: niet uit begeerte naar menschenvleesch maar als wraakoefening op vijanden en misdadigers, hetgeen reeds in de 'Adjaib geconstateerd wordt en zooals ze tot ongeveer een vijftigtal jaren geleden nog bij de Bataks heeft bestaan. Uitdrükkelijk wordt •dit reeds door De 'Conti medegedeeld, die de Batech van TaprobaneSjamoetera als anthropophagen noemt, evenals de tatouage die ook

37) Ibn Chordadzbeh, Kazwïnï, Ibn al-Wardï.

38) Ook volgens Chau Ju Kua werd men door ongunstigen wind afgedreven. Naar het Zuiden? En kwam men daardoor op de oostkust van Midden-Sumatra terecht en niet op de Andamanen. Zijn Yen-t'o-man zou dan een gewijzigd Angaman, Andaman of Andamania met dezelfde anthropophage zwarte bevolking kunnen zijn als bij Marco Polo, De 'Conti en de Arabieren.

39) Zie mijn opstel „Taprobane" in de jongste Juli-aflevering van dit Tijdschrift.