In normale omstandigheden zal dus van Amsterdam tot de W aal slechts tweemaal moeten worden geschiit.

Alleen in de zeldzame gevallen, dat de waterstand van den Nederrijn hooger is dan die van het Betuwepand, zal de sluis te Ravenswaai moeten worden gesloten en heeft aldaar ook schutten plaats.

Ten slotte zij ten aanzien van de afmetingen van het kanaal het

volgende medegedeeld:

Het kanaal tusschen Amsterdam en de splitsing naar Vreeswijk verkrijgt een bodembreedte van 50 meter; het pand tusschen dit punt van splitsing en Wijk-bij-Duurstede wordt 40 meter breed, terwijl het gedeelte tusschen Wijk-bij-Duurstede en liel op den bodem een breedte van 33 meter zal verkrijgen.

Bij den aanleg van de kanaaldijken is en wordt er rekening mede gehouden, dat het kanaal tusschen Amsterdam en Wijk-bij-Duurstede tot 74 meter en tusschen deze plaats en Tiel tot 52 meter kan worden verbreed.

De diepte van het kanaal zal 4 meter bedragen.

Uit een en ander volgt, dat de nieuwe Rijnverbinding, welke binnen afzienbaren tijd gereed zal zijn, aan zeer hooge eischen zal voldoen. Dit blijkt uit "de feiten, dat 'het kanaal bevaarbaar zal zijn voor de grootste Rijnschepen (tot 4000 ton) en zóó breed is ontworpen, dat drie slepen daarop naast elkander kunnen varen.

Amsterdam zal dus in de naaste toekomst over een verbinding met

den Rijn beschikken, welke het tot een Rijnhaven zal maken.

E. J. Voute

Het Nationale Plan. — De buitengewoon snelle groei van de Nederlandsche bevolking en de daarmee gepaard gaande uitbreiding van steden en dorpen hebben in de laatste halve eeuw vele problemen naar voren gebracht. De Woningwet van 1901 bracht den woningbouw alsmede de gemeentelijke uitbreidingsplannen onder toezicht van de Overheid en aldus werd een basis geschapen voor de uitbreiding der woonkernen. Groote moeilijkheden leverden hierbij de op historische verhoudingen gebaseerde administratieve indeelingen, in het bijzonder de gemeentegrenzen. Wel had een wijziging der Woningwet in 1931 de mogelijkheid van samenwerking van gemeenten bij het opmaken van uitbreidingsplannen geopend, maar de procedure daartoe was te omslachtig. Wat er dan ook aan streekplanarbeul werd gepresteerd kwam gewoonlijk op andere wijze tot stand. Op dit gebied heeft het Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw

uitnemend werk verricht.

In 1938 werd een Staatscommissie in het leven geroepen welke een herziening van de Woningwet in overeenstemming met de zoo urgente moderne eischen op het gebied van den stedebouw of planologie zou voorbereiden; het rapport van deze commissie is in Mei 1940 verschenen en behelsde o.a. het volgende: „De Woningwet achtte de volkshuisvesting primair en de stedebouw (stedebouw is